De betekenis van de waterschapsverkiezingen 2023

maandag 27 maart 2023, 13:00, Dr. Hans Vollaard

De opkomst bij de waterschapsverkiezingen was met 53,1 procent een tandje hoger dan in 2019. Daarnaast was net als bij de Provinciale Statenverkiezingen BBB de grote nieuwkomer. Wat betekent dat nu voor het functioneren van waterschaps­democratie?

Nog nooit was de opkomst bij waterschapsverkiezingen zo hoog als in 2023. Wat betekent dat? Is de democratische legitimiteit van de waterschappen sterker nu meer mensen de weg naar de stembus hebben weten te vinden? Dat is maar de vraag. Sinds 2015 worden de waterschapsverkiezingen gecombineerd met de Provinciale Statenverkiezingen. Daarmee heeft de opkomst bij de waterschapsverkiezingen een sprong gemaakt van minder dan 25 procent (2008) naar 43,5 procent (2015) en 51,3 procent (2019). In het Provinciaal en Waterschapskiezersonderzoek 2020 gaf al 17 procent van de waterschapskiezers aan dat ze (waarschijnlijk) niet waren gaan stemmen als de waterschapsverkiezingen niet waren gecombineerd met de Provinciale Statenverkiezingen. Bovendien bleek uit hetzelfde onderzoek dat inwoners waterschaps­bestuurders niet of nauwelijks kenden, marginaal geïnteresseerd zijn in waterschapspolitiek, en ook weinig invloed van het waterschap ervaren. Dat zijn belangrijke factoren voor een lage opkomst. Een ipsos-peiling liet zien dat begin februari van dit jaar 24 procent van de inwoners wisten dat er waterschaps­verkiezingen zouden zijn in maart (tegen 58 procent die wist dat er Provinciale Statenverkiezingen zouden komen). Dat doet vermoeden dat zonder Provinciale Statenverkiezingen de opkomst bij waterschapsverkiezingen ook in 2023 lager zou zijn. Wellicht dat het Provinciaal en Waterschapskiezersonderzoek 2023 anders uitwijst, maar het is vooralsnog de vraag of uit de stijgende opkomst een groeiende steun voor waterschapsdemocratie is af te leiden. De opkomst kan ook simpelweg hoger zijn doordat meer mensen bij de Provinciale Statenverkiezingen zijn gaan stemmen, en en passant ook voor de waterschapsverkiezingen hun stembiljet hebben ingevuld.

Het patroon in opkomst is trouwens ook opvallend. De opkomst zakte wat in hoogheemraadschap Delfland (waarin Den Haag geheel en Rotterdam deels liggen) naar 44,8 procent, terwijl de opkomst in waterschappen als Drents-Overijsselse Delta (van 57,6 naar 65 procent) en Fryslân (van 56,2 naar 63,3 procent) fors steeg. Op zich is een lagere opkomst in grotere steden al deels verklaarbaar door de samenstelling van het kiezerscorps. In tegenstelling tot de Provinciale Statenverkiezingen mogen aan waterschapsverkiezingen ook alle legaal verblijvende niet-Nederlanders deelnemen, zoals Poolse arbeidsmigranten, Filipijnse au pairs en Indiase expats – en die zijn vooral te vinden in grote steden. Onder hen zal door de bank genomen kennis, interesse en binding lager zijn, en kan ook taal een extra barrière vormen om zich te informeren over de keuzes in het waterschapsbestuur. Het kan er echter ook op wijzen dat in steden waterschapsdemocratie nog minder leeft dan in landelijke gebieden. Ook dat zal het Provinciaal en Waterschapskiezersonderzoek 2023 nader kunnen aangeven.

Ook al kunnen de meeste waterschapsbestuurders zich vinden in de bekende drieslag ‘veilig, voldoende en schoon water’, er zijn wel verschillen in politieke voorkeuren te onderscheiden. Dat geeft ook aan dat er wel degelijk politieke keuzes zijn te maken in het waterschapsbeleid. En ook al hebben inwoners vaak maar beperkt idee van het waterschapsbestuur, politieke partijen hebben wel de weg te vinden in waterschapsdemocratie. De Partij voor de Dieren weet gestaag zetels te winnen, ook nu weer (37 van de 518 zetels gewonnen in de 21 waterschapsbesturen). Daarnaast wist BBB in één keer 118 zetels te winnen. Daarnaast is Water Natuurlijk, de waterschapspartij aanbevolen door GroenLinks, D66 en Volt, de grote partij met 91 zetels in totaal. Wat betekent dat voor de politieke koers van waterschappen?

Het waterschapsbestuur is grofweg in te delen in twee kampen. Het sociaal-groene kamp benadrukt de inzet op klimaat- en natuurdoelen (zoals biodiversiteit, waterkwaliteit en circulaire economie). Mocht dat extra geld kosten, dan moeten daarbij de sociale minima worden ontzien door hen waterschapsbelastingen kwijt te schelden. Het andere kamp benadrukt dat een overheid zuinig dient om te gaan met belastinggeld. Om die reden moet het waterschap niet extra in zetten op klimaat- en natuurdoelen. Die extra inzet zou bovendien boeren en bedrijven te veel kunnen beperken in hun bedrijfsvoering.

Het laatste kamp heeft aan invloed ingeboet doordat het aantal zogeheten geborgde zetels in waterschapsbesturen is verminderd. Dat zijn zetels gereserveerd voor bepaalde belanghebbenden, zoals boeren, die zijn aangewezen en niet verkozen. Door een recente wetswijziging is het aantal zetels voor boeren verminderd van drie à vier per bestuur naar twee. De zetels voor bedrijven zijn geschrapt. Door dezelfde wetswijziging hebben natuurterreinbeheerders in alle waterschapsbesturen twee geborgde zetels. Dat betekent dat in 16 van de 21 waterschappen het aantal zetels voor natuurterreinbeheerders (zoals het Rijksvastgoedbedrijf, Staatsbosbeheer, particuliere grootgrondbezitters en Natuurmomenten) is verdubbeld. Dat betekent dat alles bij elkaar het zuinig-ondernemende kamp aan invloed verloor, want daartoe behoorden over het algemeen de geborgde boeren en bedrijven.

Door de wetswijziging is het aantal zetels die worden verkozen door inwoners vergroot. Zoals gezegd, heeft nieuwkomer BBB heel wat zetels gewonnen. BBB vertolkt geen nieuw geluid in het waterschapsbestuur. Ze laat horen wat eerder ook al door bijvoorbeeld geborgde boeren, CDA en andere boerenlijsten (zoals Werken aan Water) werd aangedragen. BBB behoort zo tot het zuinig-ondernemende kamp. Ook al verschilt dat van waterschap tot waterschap, gemiddeld genomen heeft BBB het verlies aan invloed voor het zuinig-ondernemende kamp door de inkrimping van de geborgde zetels niet geheel weten te compenseren.

De tijd van coalitievorming is nu aangebroken. Dat moet in principe in drie maanden, omdat dan de zittende dagelijks bestuursleden moeten aftreden. Zou dat nu gemakkelijk gaan, met BBB en Water Natuurlijk als elkaars tegenpolen? Dat is wel de verwachting. Allereerst kunnen partijen in het waterschapsbestuur elkaar vinden in de zorgplicht van waterschappen voor schoon, veilig en voldoende water. Daarnaast heeft Water Natuurlijk al jaar en dag ervaring met samenwerken met het zuinig-ondernemende kamp. Inhoudelijk gezien hoeft dus BBB als coalitiepartner geen problemen op te leveren. De verwachting is dus dat met de verkiezingen de beleidskoers van waterschappen grosso modo niet al te veel zal wijzigen – ook al hangt dat wel af van de specifieke getalsverhoudingen tussen de twee kampen per waterschap.

Politiek blijft mensenwerk. Persoonlijke verhoudingen kunnen soms een coalitie in de dop breken. Informateurs zullen naar verwachting partijen meer tijd gunnen om elkaar te leren kennen, juist nu er met BBB zo’n grote nieuwkomer haar intrede heeft gedaan. Dat biedt ook tijd aan BBB om al wat opgenomen te worden in de bestuurscultuur van het waterschapsbestuur (vaak consensusgericht), voor zover ze daar al niet bekend mee zijn. De waterschapsverkiezingen van 2023 zou zo op dit punt niet al te grote veranderingen hoeven te betekenen in het functioneren van de waterschapsdemocratie.

 

Hans Vollaard is coördinator van het Provinciaal en Waterschapskiezersonderzoek 2023 en mede-samensteller van Waterschappen: Democratie in een onbekend bestuur

Deze bijdrage stond in