Wisseling politieke leiders bij de PvdA

Het wisselen van politiek leider bij de PvdA ging niet altijd zonder problemen. Per definitie betekent het vertrek van een beeldbepalend politicus onzekerheid. Drees en Den Uyl hadden een zo sterke positie en waren zo beeldbepalend dat hun opvolging direct gevolgen had voor de positie van de PvdA. De opvolging van Wim Kok door Ad Melkert verliep in zekere zin rustig, maar partijleden voelden zich ook voor een voldongen feit gesteld.

In 2010 leek de overdracht van het leiderschap van Wouter Bos aan Job Cohen soepel te verlopen, ook al kwamen de partijleden er toen niet aan te pas. Bos was zelf wel na een ledenraadpleging gekozen.

Hoe zat het in het verleden met de opvolging van partijleiders bij de PvdA?

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Drees

Willem Drees werd in 1939 fractievoorzitter van de SDAP, had een vooraanstaande rol in het politieke verzet en werd na de bevrijding viceminister-president. Zijn partijleiderschap werd echter pas definitief gevestigd (of beter bevestigd) in 1952, nadat hij vier jaar premier was geweest.

Bij de verkiezingen van 1946 en 1948 had de PvdA nog meerdere lijsttrekkers en ook partijvoorzitter Koos Vorrink en fractievoorzitter Van der Goes van Naters waren 'leiders'. Van der Goes moest begin 1951 opstappen na een interview (!) waarin hij afstand nam van het Nieuw-Guineabeleid van het kabinet.

In 1952 werd Drees de enige lijsttrekker van de PvdA en dat herhaalde zich in 1956. Na de val van het vierde kabinet-Drees in december 1958 keerde Drees niet terug. Bij de verkiezingen van 1959 had de PvdA zes lijsttrekkers en na de verkiezingen werd fractievoorzitter Jaap Burger de politiek leider.

2.

Burger

Het leiderschap van Burger was niet onomstreden. Jaap Burger was een slim politicus en uitstekend debater, maar schuwde krachtige uitspraken niet. Zijn politieke stijl werd niet door iedereen in eigen gelederen gewaardeerd. Vooral vanuit de gematigde vleugel, waartoe oud-ministers als Vondeling en Samkalden behoorden, kwam kritiek.

Die kritiek kwam in 1962 volop naar buiten via dagblad Het Parool. Toen het partijbestuur (die ook banden had met de redactie van Het Parool) weigerde het dagblad te verzoeken zich te matigen, stapte Burger op. Hij werd opgevolgd door Anne Vondeling, een voormalige vrijzinnig-democraat.

3.

Vondeling

Vondeling wist als oppositieleider aan populariteit te winnen, ook al leed de PvdA in 1963 een verkiezingsnederlaag. Vooral zijn optreden in een Kamerdebat na de val van het kabinet-Marijnen (waarbij premier Marijnen zweeg) maakte indruk. Vondeling ontpopte zich ook als een modern politicus, die gebruikmaakte van de media en van wetenschappelijke ondersteuning.

Zijn populariteit nam echter snel af, nadat hij in 1965 zijn partij zonder nieuwe verkiezingen tot samenwerking in het kabinet-Cals had gebracht. Vondeling zelf werd minister van Financiën. Zowel enkele voorgestelde verhogingen van de omzetbelasting als een voorstel voor verhoging van het inkomen van de koningin tastten zijn positie aan. 

De onrust in de PvdA nam toe, onder meer door perikelen rond het huwelijk van Beatrix en Claus. Fractievoorzitter Nederhorst stuurde een vertrouwelijke brief aan 73 partijgenoten, waarin hij uitlegde dat steun aan goedkeuring van het huwelijk het beste was, omdat er anders wellicht een republiek zou komen met Luns of De Quay als president. De PvdA leed bij de Statenverkiezingen van maart 1966 vrij onverwacht een fikse nederlaag. Jongeren lanceerden de beweging Nieuw Links, die aanstuurde op een linksere koers.

Kort na de zomer van 1966 besloot Vondeling zich geen kandidaat meer te stellen voor een komend lijsttrekkerschap. Den Uyl werd in augustus 1966 - dus nog voor de val van het kabinet-Cals - aangewezen als opvolger.

4.

Den Uyl

Het partijleiderschap van Den Uyl duurde van 1966 tot 1986. In 1970 was overigens nog overwogen de populaire vakbondsvoorzitter André Kloos lijsttrekker te maken en in 1971 stond op de verkiezingsaffiche naast het portret van Den Uyl ook dat van partijvoorzitter André van der Louw. Geheel omstreden was het leiderschap aanvankelijk dus niet. In 1971, 1972 en 1977 leidde Den Uyl zijn partij naar verkiezingswinst en in 1973 vormde hij het meest linkse kabinet uit de geschiedenis. De winst in 1977 kon als een persoonlijk succes worden beschouwd.

De voor de PvdA mislukte formatie van 1977, een weinig succesvolle kabinetsdeelname in 1981-1982 en een evenmin succesvol ministerschap op Sociale Zaken tastten Den Uyls gezag in eigen kring aan. Dat gold evenwel meer voor zijn gezag bij het partijkader dan bij de achterban.

In mei 1982 drongen de PvdA-ministers Marcel van Dam, Jos van Kemenade, André van der Louw en Ed van Thijn in een langdurig overleg bij Den Uyl aan plaats te maken voor een opvolger. Alle vier werden als kroonprins beschouwd, maar ook de naam van FNV-voorzitter Wim Kok werd genoemd. Uiteindelijk leek Den Uyl te accepteren dat Van der Louw hem zou opvolgen. Dat gebeurde echter niet. Partijvoorzitter Max van den Berg weerhield Den Uyl te vertrekken en Den Uyl wilde zelf eigenlijk ook het liefst blijven.

Hoewel de PvdA in 1982 opnieuw de grootste partij werd, bleef zij buiten het kabinet. Ook na de verkiezingen van 1986, met Den Uyl als lijsttrekker, kon de PvdA niet meeregeren. Den Uyl legde na de formatie van 1986 het leiderschap neer. Wim Kok, die bij de verkiezingen van 1986 al als nummer twee was gepositioneerd, volgde hem op.

5.

Kok

De positie van Wim Kok kwam vooral in het geding toen hij vanaf 1989 zowel minister van Financiën was in het derde kabinet-Lubbers. In die positie moest hij fors bezuinigen en pijnlijke maatregelen verdedigen. Omdat daarbij onder meer de positie van uitkeringsgerechtigden en in het bijzonder arbeidsongeschikten in het geding was, zorgde dit voor veel onrust bij de achterban. De PvdA daalde sterk in de peilingen. Kok stelde in september 1991 nadrukkelijk zijn positie ter discussie, maar kreeg op een buitengewoon congres in Nijmegen voldoende vertrouwen.

Ondanks een flink verlies in 1994 werd de PvdA wel de grootste partij. Bovendien wist Kok samenwerking met VVD en D66 (Paars I) tot stand te brengen en werd hijzelf premier. Zijn prestige als premier leidde in 1998 tot winst bij de verkiezingen. Kok besloot zelf in 2002 terug te treden. Hij nam dat besluit kort voor 11 september 2001. Kok verklaarde later dat als zijn besluit pas na de aanslagen in New York aan de orde was geweest, hij waarschijnlijk in de politiek was gebleven.

Kok had in 2001 PvdA-fractievoorzitter Ad Melkert al naar voren geschoven als zijn opvolger. Hoewel er kritiek was op die procedure en er ook twijfels waren over het leiderschap van Melkert, stemde de partij in met diens benoeming.

6.

Melkert

Ad Melkert stond bekend als een slim politicus en een taai onderhandelaar, zowel als minister van Sociale Zaken als daarna in zijn rol als fractievoorzitter. Hij had echter ook een wat saai, afstandelijk imago. Door de opkomst van Pim Fortuyn, eerst als leider van Leefbaar Nederland en daarna als aanvoerder van een eigen lijst, kwam Melkert steeds meer in de verdediging. Zijn mediaoptreden was teleurstellend, met name na de nederlaag bij de raadsverkiezingen van maart 2002. Na de moord op Fortuyn werd Melkert bovendien de zondebok voor de Fortuyn-aanhangers.

Het dramatische verkiezingsresultaat van de PvdA in mei 2002 bracht Melkert ertoe nog op de avond van de verkiezingen zijn vertrek bekend te maken.

7.

Bos

In juni 2002 besloot het partijbestuur van de PvdA dat de partijleden de nieuwe politieke leider zouden kiezen. De nieuwe leider zou tevens fractievoorzitter worden. Door de snelle val van het kabinet-Balkenende en de vervroegde verkiezingen werd de verkiezing van de politiek leider in oktober alsnog omgezet in een lijsttrekkersverkiezing. Wouter Bos versloeg toen Jeltje van Nieuwenhoven, Klaas de Vries en prof. Jouke de Vries.

Na wisselend electoraal succes (winst in 2003, verlies in 2006), een mislukte kabinetsformatie (2003), een weinig succesvol kabinet (Balkenende IV) en een geslaagd ministerschap, besloot Bos in 2010 de politiek te verlaten. Hij wees Job Cohen als zijn opvolger aan. Die keuze vond algemene instemming bij de PvdA-leden, maar er was geen formele verkiezing.