'Hoe functioneert Europa als Europa?'

Voorzitter Ed d’Hondt over het vijfjarige Montesquieu Instituut

Het Montesquieu Instituut laat steeds beter zien hoe ‘Europa als Europa’ functioneert, vindt bestuursvoorzitter Ed d’Hondt. Die verzamelde kennis kan nog beter worden ‘uitgevent’: ‘We weten nog steeds te weinig over onszelf.’

‘Het Montesquieu Instituut is opgericht, zou je kunnen zeggen, om Europa te helpen zichzelf te ontdekken.’

Kort en bondig formuleert Ed d’Hondt, voorzitter van het bestuur van het jarige instituut, de missie van ‘Montesquieu’, het kenniscentrum op het snijvlak van democratie, politiek en parlement: ‘Hoe functioneert Europa als Europa?’

‘We zijn in een gat gesprongen’, zegt d’Hondt, terugblikkend op het beginjaar 2007. ‘Nergens in Europa werd systematisch bekeken hoe ‘Europa’ - het geheel aan parlementen en andere publieke instituties - functioneerde. Door een bundeling van krachten, van Groningen tot Maastricht en van Leiden tot Nijmegen, neemt het MI dat ter hand. Zo komen we meer over onszelf te weten.’

‘Europa bestaat al lang. Maar de politiek lijkt het nog niet te beseffen’, analyseert bestuursvoorzitter d’Hondt. ‘Kijk maar over de grens en je ziet met eigen ogen hoe gemakkelijk mensen uit verschillende landen elkaar weten te vinden. Maar in de politiek is datzelfde Europa een voorwerp van permanente strijd. Zo’n kloof vraagt om onderzoek, om onderwerp en vooral om het verspreiden van de verzamelde, bij elkaar gesprokkelde kennis.’

Dat was het ideaal van de grondleggers van het Montesquieu Instituut. ‘Hoe kunnen we de gezamenlijke kennis over wie en wat we in Europa zijn vergroten? Hoe kunnen we het ten dienste stellen van de mensen die datzelfde Europa vormen? Hoe geven we vorm aan het Europa van de Burgers?’

Dat ‘netwerk aan kennis’ komt volgens d’Hondt steeds meer van de grond. ‘Je ziet dat universiteiten, parlementen, departementen elkaar weten te vinden. Dat is een taai proces, niet altijd gemakkelijk. Maar we slagen er steeds beter in die samenwerking, die uitwisseling een push te geven. Niet alleen in Nederland. Bij het Europese netwerk hebben zich inmiddels al dertien landen aangesloten.’ Maar we zijn er nog niet, voegt hij er aan toe. ‘We weten nog steeds te weinig over onszelf.’

Voor ‘het tweede lustrum’ legt de voorzitter veel nadruk op, wat heet, ‘valorisatie’: ‘Hoe kunnen we de verzamelde kennis nog veel beter uitventen? Wat kunnen we er nog meer mee doen? Daarvoor zijn conferenties en symposia natuurlijk belangrijk. Daarvoor is het belangrijk om wetenschap, politiek en parlement meer met elkaar in contact te brengen. Maar minstens zo’n vitale rol speelt voor een instituut als het MI een website als Europa Nu, de samenwerking met het ANP of een puntige nieuwsbrief.’

Om er aan toe te voegen: ‘Nu Wilders afgehaakt is, komt er hopelijk wat meer ruimte voor een onbevangen gesprek over Europa.’

Den Haag, mei 2012