Verkiezingen, kiezers en leden

Simon Otjes, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen Rijksuniversiteit Groningen

 
Grafiek met percentage VVD-leden en VVD-zetels

In 2012 won de VVD de verkiezingen, maar verloor ze van alle partijen de meeste leden. Komt dit vaker voor?

De VVD won op 12 september 2012 de verkiezingen. Ze kreeg 27% van de stemmen. Dat is bijna één derde meer dan dat de partij in 2010 kreeg. In het verkiezingsjaar was het aantal leden van de volkspartij gedaald: bijna 3000 liberalen zeiden het lidmaatschap op. Dat is 7.5% van het ledenaantal van de partij. Geen enkele partij verloor zoveel leden. De terugval van het aantal VVD'ers heeft mogelijk te maken met de ophef die ná de formatie ontstond over het plan voor een inkomensafhankelijke zorgpremie. De vraag is of dit een uitzondering is of dat er eigenlijk geen relatie is tussen de grootte van de kiezersschare van een partij en haar ledenbestand.

Het aantal leden per partij verschilt sterk: niet iedere partij heeft haar achterban even sterk georganiseerd. Tegenover ieder lid had de SGP in 2012 7 stemmen, terwijl de VVD tegenover ieder lid in dat jaar wel 70 stemmen had. Gedurende de hele periode 1993-2013 krijgt een partij gemiddeld zo'n 40 stemmen per lid. Maar over het algemeen geldt: hoe meer stemmen een partij krijgt, hoe meer leden ze heeft.

Het aantal leden van de traditionele grote partijen neemt al jaren af. Het CDA verloor tussen 1993 en 2013 jaarlijks zo'n 2650 leden, de PvdA 700 en de VVD 900. De kleinere partijen wonnen juist leden. Hierbij spande de SP de kroon. De socialisten kregen er tussen 1993 en 2013 ieder jaar 1500 leden bij. Verkiezingsjaren nemen hierbij een bijzondere plek in. Als we rekening houden met de boven besproken factoren (aantal stemmen en trends van ledenwinst of -verlies en verschillen tussen partijen) krijgt iedere partij er in een verkiezingsjaar zo'n 900 leden extra bij. Daarbij maakt het dus niet uit of een partij stemmen gewonnen of verloren heeft. De extra media-aandacht voor politieke onderwerpen en het campagnevoeren tijdens een verkiezingsjaar leveren een partij bijna 1000 leden op.

 
grafiek

We kunnen de relatie tussen veranderingen van de electorale steun voor een partij en het aantal leden verder onder de loep nemen. In het bijgevoegde figuur zien we de relatie tussen de verandering in het ledenaantal en de verandering van verkiezingsuitslag. Om wiskundige redenen kijken we hier niet naar een percentuele verschuiving maar naar een vergelijkbare maat.[1] We kunnen in deze figuur zien dat de meeste partijen in een verkiezingsjaar leden winnen. Slechts een klein deel van de veranderingen in het ledental is negatief. Maar we zien ook een trend in de data: hoe slechter de verkiezingsuitslag des te groter de kans dat een partij leden verliest; naarmate de uitslag beter wordt, des te meer leden een partij wint een partij. Deze relatie is overigens niet bijzonder sterk.

Kortom: het sterke ledenverlies van de VVD juist in een jaar waarin zijn de verkiezingen won is een uitzondering op een aantal algemeen patronen: hoe meer stemmen een partij krijgt, des te meer leden ze heeft, bovendien winnen partijen in verkiezingsjaren gemiddeld net geen duizend leden en ten slotte, als ze bij de verkiezingen gewonnen hebben, winnen partijen nog meer leden.

 

[1] Dit gaat om een verschuiving van het aantal leden c.q. kiezers relatief aan het aantal leden c.q. kiezers dat een partij voor én na de verkiezingen had (maal 100). Dit zorgt ervoor dat de verschuiving altijd tussen de -100 en +100 ligt. Een procentuele verschuiving is nooit kleiner dan 0%, maar kan best boven de 100% liggen.