Portugal: de linkse meerderheid die niet mocht regeren van de president

Martijn Schukkink, Montesquieu Instituut, Den haag

In Portugal verloor de regerende rechtse coalitie op bij de verkiezingen van 4 oktober jl. haar meerderheid aan vier linkse partijen, maar u las in het buitenlandkatern van uw krant dat rechts een opmerkelijke verkiezingszege had geboekt. Die interpretatie van de uitslag vindt zijn oorsprong in de lijstverbinding die de regerende coalitie was aangegaan: hun gezamenlijke lijst, omkleed met een gemeenschappelijk verkiezingsprogramma, werd weliswaar ruimschoots het grootst, maar verloor opgeteld wel negentien procent van de stemmen. De Portugese president Cavaco Silva gaf zijn partijgenoot, de zittende premier Passos Coelho, op 22 oktober niettemin opnieuw de opdracht een kabinet te vormen. Dat kwam er op 30 oktober, en viel zoals voorspeld precies elf dagen later, op 8 november, direct na het debat omtrent de regeringsverklaring. De linkse uitdagers stonden al weken te popelen om het roer over te nemen en hadden juist die dag een gedoogakkoord gesloten, maar de president zag dat niet zitten.

Pyrrhusoverwinning

Al vlot nadat de uitslag bekend was, besloten de linkse partijen zonder presidentiële opdracht met elkaar te gaan onderhandelen om een nieuwe rechtse regering onmogelijk te maken. Verenigd in verscheidenheid, met als belangrijkste overeenkomst een gemeenschappelijke vijand. Een dergelijke linkse samenwerking is in Portugal niet eerder voorgekomen. Aan tafel zitten dan vier partijen. De socialistische PS, met 86 zetels veruit de grootste, is te vergelijken met de PvdA in Nederland. Lijsttrekker António Costa wil Passos Coelho graag opvolgen om een einde te maken aan het bezuinigingsbeleid en de pensioenen weer eens te verhogen. Ook moet de verkoop van de nationale luchtvaartmaatschappij TAP koste wat kost voorkomen worden.

Het is woensdag 7 oktober. Costa begint zijn ronde langs de leiders van het Linkse Blok (19 zetels), de communisten (15 zetels) en de groenen (2 zetels). Stuk voor stuk linkser dan de SP in Nederland, en zonder enige bestuurlijke ervaring op nationaal niveau. Dat laatste is ook nu niet voorzien: meer dan een gedoogrol zal er voor de kleinere partijen niet in zitten. Aanvankelijk overheerst vooral de scepsis, maar Links Blok-leider Martins bezweert dat alles in het werk wordt gesteld om een nieuwe termijn voor Passos Coelho onmogelijk te maken. Dat lukt met een motie van wantrouwen tegen zijn kabinet, maar het weerhoudt de weggestemde premier er niet van om vier dagen na zijn val een laatste en beslissende handtekening te zetten onder de privatisering van TAP.

De president bepaalt

Het feit dat de president aanvankelijk toch Passos Coelho de formatieopdracht geeft, weerspiegelt niet slechts zijn politieke kleur. President Cavaco, een staatsman met de grondwet onder zijn kussen, had voor de verkiezingen aangegeven te streven naar een “stabiel en duurzaam” kabinet. De centrumrechtse coalitie van Passos Coelho’s PSD met het conservatieve CDS-PP was het eerste meerpartijenkabinet sinds de Anjerrevolutie van 1974 dat de rit uitzat, en dat was niet zonder slag of stoot. Cavaco had zijn handen vol aan een kabinetscrisis in de zomer van 2013, die haar oorsprong vond in de eisen van de trojka. De taakverdeling tussen bewindslieden van beide partijen moest worden herzien om met voldoende vertrouwen verder te kunnen. Nadat de vrede was getekend, droeg Cavaco de rechtse coalitie alsnog op een regering van nationale eenheid te smeden met de socialisten. Pas toen dat mislukte, mocht de coalitie alsnog haar termijn afmaken.

De ruzie op rechts werd ternauwernood uitgesproken, en dat terwijl beide partijen inhoudelijk niet eens zo ver uit elkaar lagen. Hoe anders is dat op links, waar de PS op cruciale punten het bezuinigingsbeleid van de regering niet zelden steunde, terwijl de communistische PCP het liefst uit de euro wil en het Linkse Blok haar verkiezingsprogramma begint met het hoofdstuk ‘Europa. Niet gehoorzamen aan bezuinigingen’.

Communisten aan de macht

Met name de gedachte aan een kabinet dat steunt op de communisten doet Cavaco huiveren. Hij neemt dan ook alle tijd voor een tweede consultatieronde na de val van Passos Coelho op 8 november en brengt terloops in herinnering zelf als premier in 1987 al eens vijf maanden demissionair te hebben geregeerd. Ook een tijdelijk zakenkabinet behoort tot de mogelijkheden. In beide gevallen zou de president een parlementaire meerderheid trotseren: een machtspositie die niet te vergelijken is met die van ons eigen (onverkozen) staatshoofd tot 2012, toen de Tweede Kamer hem ook dat laatste beetje sturing uit handen nam. Die positie van de Portugese president vindt haar oorsprong in de parlementaire chaos waarin het land verkeerde tussen 1974 en 1976, toen een communistische staatsgreep ternauwernood kon worden voorkomen.

Dat tweede kabinet-Passos Coelho zou, ook indien het niet direct was weggestemd, niet per se stabiel zijn, zo gaf Cavaco direct toe. Het was niettemin te verkiezen boven een kabinet dat leunt op een “anti-europese” partij. En daarmee doelt de president niet louter op het anti-euro- en anti-bezuinigingsstandpunt van de communisten. In de decennia dat Europa in Portugal stond voor democratie, stabiliteit en solidariteit, hebben de communisten zich consequent tegen Europese eenwording verzet. Een regering met steun van de communisten zou de relatie met Europese partners en de vereenzelviging van de Europese idee op het spel zetten, zo is zijn gedachte.

Het eindspel

Cavaco had zijn overpeinzingen nog wel even kunnen volhouden en had binnen de grenzen van de grondwet een tijdelijk zakenkabinet kunnen installeren. Na een halfjaar had hij het parlement mogen ontbinden en kon hij nieuwe verkiezingen uitschrijven. Probleem opgelost – misschien. Eén kleinigheid: Cavaco’s eigen termijn eindigt in januari en hij is na tien jaar presidentschap niet herkiesbaar. Het uitstellen van de beslissing zou de formatie van een links kabinet inzet maken van de presidentsverkiezingen, en dat past geenszins bij dit apolitieke ambt, zo oordeelt ook Cavaco. Op 24 november geeft hij Costa de opdracht een regering te vormen. Twee dagen later mag hij zich alsnog premier van Portugal noemen. Zijn eerste opdracht is het indienen van zijn begroting bij de Europese Commissie, die daar al sinds 15 oktober op wacht.