Unieke coalitie na fragmentatie in Ierse verkiezingen?

Tom Louwerse is universitair docent politieke wetenschap aan de Universiteit Leiden. Hij werkte van 2013 tot 2015 bij het Trinity College in Dublin, Ierland.

De verkiezingen in Ierland resulteerden in een sterk verlies voor de regeringscoalitie van het centrumrechtse Fine Gael en het centrumlinkse Labour. Deze partijen waren in 2011 overtuigend de grootsten geworden en vormden sinds toen een coalitie onder leiding van Taoiseach (premier) Enda Kenny. Fine Gael viel terug van 36% tot 26%, terwijl Labour gedecimeerd werd van 19% tot een kleine 7%. De partij van premier Kenny wist net aan de grootste te blijven. De winnaars waren de traditioneel sterke centrumrechtse partij Fianna Fáil (+7%) en de nationalistisch linkse Sinn Féin (+4%). Maar nog belangrijker was het goede resultaat van onafhankelijke kandidaten (+5%). Al met al betekende dit dat het Ierse lagerhuis, de Dáil, nog nooit zo versnipperd was.

Een gefragmenteerd politiek landschap is Nederlanders niets vreemd, maar in Ierland weet één partij meestal duidelijk de meeste stemmen te halen. Tussen 1997 en 2011 regeerde een oppermachtig Fianna Fáil met steun van de veel kleinere Progressive Democrats. Aan deze hegemonie kwam een eind toen Ierland in de periode 2007-2010 werd getroffen door een zware financiële en economische crisis, die culmineerde in het nationaliseren van de banken in 2010.

Gedesillusioneerd door de crisis, kozen de Ieren in 2011 voor de traditionele concurrenten van Fianna Fáil: Fine Gael en Labour, die al voor de verkiezingen hun coalitie presenteerden. Met name Labour beloofde daarbij voor een andere aanpak van de economische crisis. Dat bleek echter moeilijker dan beloofd, zeker in coalitie met de centrumrechtse partij Fine Gael. Ondanks dat Labour 6 op de 10 verkiezingsbeloftes wist te realiseren, volgens recent onderzoek, moest de partij juist op haar centrale punten compromissen sluiten met Fine Gael en de internationale ‘trojka’ van IMF, Europese Commissie en ECB, die toezicht hield op het Ierse begrotingsbeleid.

Dat Labour sterk zou verliezen leek dan ook al lang vast te staan. Al sinds 2014 schommelde de partij tussen de 5% en 10% in de peilingen. Fine Gael stond ook al lang op verlies, maar deed het toch nog een paar procent slechter dan verwacht. Daardoor bleef de partij nog maar net aan de grootste en waren de kansen op herverkiezing van de coalitie verkeken.

Voor ontevreden kiezers werd het aantal opties steeds kleiner: een deel keerde terug naar Fianna Fáil, maar deze partij behaalde alsnog de op één na slechtste uitslag ooit. Omdat ze het iets beter deed dan de slotpeilingen werd het resultaat voor de partij al snel uitgelegd als overwinning, maar een coalitie vormen kan de partij maar lastig. De andere grote oppositiepartij, Sinn Féin, is door haar verleden als de politieke tak van de IRA immers nog steeds ‘besmet’ voor veel andere politici.

De meest voor de hand liggende coalitie is er één tussen Fine Gael en Fianna Fáil. Beide partijen zijn als iets rechts van het centrum te karakteriseren en voeren meestal campagne over de vraag wie er het meeste competent is, in plaats van inhoudelijke meningsverschillen. Toch hebben ze nog nooit samen geregeerd, omdat de twee partijen voortvloeien uit de twee strijdende partijen in de Ierse burgeroorlog van 1922-1923. Bovendien is Fianna Fáil een wat meer populair gerichte partij van mensen die graag de regels een beetje ombuigen, terwijl Fine Gael een partij is van wat je ‘nette rechtse mensen’ zou kunnen noemen.

Of de twee partijen hun tegenstellingen opzij willen zetten ten behoeve van een stabiele ‘brede’ coalitie zal de komende dagen duidelijk moeten worden. Voor de verkiezingen sloten beide partijleiders het uit, maar na de verkiezingen houden ze zich op de vlakte. Mocht deze formatiepoging stranden, dan zou Ierland binnen een paar maanden weer naar de stembus kunnen gaan.