Slotpeilingen: niet perfect, toch nuttig

maandag 26 april 2021, 13:00, Dr Tom Louwerse

De afgelopen verkiezingscampagne verliep lange tijd vrijwel rimpelloos: de steun voor politieke partijen in opiniepeilingen veranderde nauwelijks. Pas in de laatste week raakte de kiezer enigszins op drift: met name D66 steeg. Omdat dit zo laat in de campagne gebeurde, was dit bij de meeste peilingbureaus pas in de slotpeilingen terug te zien. Bovendien besloten veel kiezers pas in de laatste dagen definitief op welke partij ze gingen stemmen. Dat kan betekenen dat er grotere verschillen zijn tussen de slotpeilingen en de verkiezingsuitslag dan in andere jaren. Toch valt dat mee, al zagen we ook dit jaar weer een verrassing: D66 deed het een stuk beter dan in alle slotpeilingen.

Slotpeilingen zijn momentopnames van de kiezerssteun die één tot twee dagen voor de verkiezingsdag worden afgenomen. Peilingbureaus benadrukken doorgaans dat ze daarom niet kunnen worden gezien als voorspelling van de verkiezingsuitslag: mensen kunnen na de slotpeiling immers nog van mening veranderen. Zeker als ze strategisch willen stemmen op basis van die slotpeiling. Toch hopen peilingbureaus natuurlijk wel dat hun slotpeilingen niet al te sterk afwijken van de verkiezingsuitslag. Dat was in de laatste vier verkiezingen ook zo, al zien we bijna altijd wel een ‘verrassing’, dat wil zeggen een partij die 5 zetels of meer van de slotpeilingen afwijkt.

 
Verschil tussen de slotpeiling en de verkiezingsuitslag bij de Tweede Kamerverkiezingen 2021
Verschil tussen de slotpeiling en de verkiezingsuitslag bij de Tweede Kamerverkiezingen 2021

D66 en FvD overtreffen slotpeilingen

Tijdens de afgelopen verkiezingen was D66 die verrassing (zie Tabel 1). In de slotpeilingen haalde de partij 17 tot 19 zetels, in de uitslag 24 zetels: 5 tot 7 zetels meer. Op de verkiezingsavond leek het verschil nog groter te zijn, omdat de exit poll D66 27 zetels toedichtte, maar dat bleek een overschatting. De drie linkse partijen deden het elk minder goed dan in de slotpeilingen: ze haalden, afhankelijk van partij en peiler, 0 tot 3 zetels minder dan in de slotpeilingen.

Op de rechterflank deed de PVV het iets minder goed dan de slotpeilingen suggereerden, terwijl Forum voor Democratie twee tot drie zetels meer haalde dan in de slotpeilingen. Bij de overige partijen waren de verschillen klein: doorgaans één of twee zetels.

Verschillen tussen bureaus

Al met al waren in de slotpeilingen 11 tot 13 zetels anders toebedeeld dan in de verkiezingsuitslag. Dat is enigszins vergelijkbaar met de verkiezingen van 2017, al waren er toen bureaus die kleinere verschillen hadden (Ipsos met 8 zetels) en bureaus met grotere verschillen (15 zetels voor EenVandaag/GfK en LISS). Dit jaar waren er in dit opzicht nauwelijks verschillen tussen de peilingbureaus.

Die geringe verschillen tussen de bureaus zijn opvallend, omdat er juist lange tijd een groot verschil bestond tussen de peilingbureaus, zeker waar het de score van de VVD betrof. In de peilingen van Peil.nl scoorde deze partij lange tijd laag in de 30, terwijl bij Ipsos, Kantar en I&O Research tot begin dit jaar ruim 40 zetels werden behaald. Pas in de laatste week zagen we die verschillen tussen de bureaus grotendeels verdampen. Wellicht komt dat omdat kiezers meer gaan nadenken over hun stemkeuze en daarom de verschillen tussen bureaus qua methodologische aanpak minder effect hebben op hun inschattingen. Er wordt internationaal ook wel gesuggereerd dat er richting verkiezingen sprake is van herding (samendrommen) van peilers, waarbij onderzoekers hun aanpak aanpassen zodat hun resultaten meer lijken op die van andere bureaus. Het bewijs hiervoor is echter niet sluitend.

Al met al bleken (slot)peilingen indicatief voor de grote lijnen van de verkiezingsuitslag, maar slotpeilingen zijn zeker geen perfecte voorspelling van de uitslag. Een deel van de verklaring kunnen late beslissers zijn; voor een partij als D66 die in de laatste week voor de verkiezingen al steeg en die appelleerde aan een grote groep twijfelende links-progressieve kiezers is het best aannemelijk dat dit een rol speelde. Bij Forum voor Democratie is het wellicht meer aannemelijk dat hun aanhang in peilingen iets werd onderschat: dat zijn immers veelal ook mensen die weinig vertrouwen hebben in instituties zoals politiek en media en daarom allicht minder geneigd om aan peilingen mee te werken. Nametingen van peilingbureaus kunnen hier meer inzicht in verschaffen.

Opkomst

Peilingbureaus zijn doorgaans terughoudend met het inschatten van de opkomst bij verkiezingen omdat een deel van de mensen die zeggen te gaan stemmen dat toch niet doen. I&O Research liet wel weten dat begin februari 79% van de mensen in hun peiling aangaf ‘zeker wel’ te gaan stemmen, wat doorgaans een redelijke voorspeller van de daadwerkelijke opkomst is. Maurice de Hond zag het veel somberder in en verwachtte vanwege corona een “lage opkomst” die “wel eens ruim onder de 70% zou kunnen eindigen”. Terwijl De Hond beargumenteerde dat je op basis van een peiling de opkomst niet kan inschatten, bleek de inschatting van I&O Research toch een goede indicatie te bieden (de daadwerkelijke opkomst was 78,7%). Misschien viel deze peiling net gelukkig uit, maar wellicht moeten we ook niet al te somber zijn over de voorspellende waarde van peilingen, zelfs als het om de opkomst gaat?

 

Tom Louwerse is universitair hoofddocent politieke wetenschappen aan de Universiteit Leiden. Tevens maakt hij de Peilingwijzer.

Deze bijdrage stond in