Links verliest: Hoe nu verder?

maandag 26 april 2021, 13:00, dhr Mathijs Rooduijn en dhr Douwe Roest

Hoewel de shock vier jaar geleden groter was, herhaalde de geschiedenis zich op 17 maart: weer een nettoverlies aan zetels op links. Het klassieke blok (PvdA, SP, GL) dat de laatste decennia de dienst uitmaakte op de linkerflank kwam op een historisch dieptepunt met 26 zetels, een klap na het teleurstellende resultaat van 37 zetels in 2017. Dit werd onmiddellijk gevolgd door een stortvloed aan politiek commentaar in artikelen en talkshows over de te varen koers. Fuseren, stembus­akkoorden en strengere migratieplannen passeerden de revue. Maar welke opties hebben de partijen eigenlijk en wat kan de politieke wetenschap ons vertellen over een herstel op links?

Dat het politieke landschap de afgelopen decennia sterk is veranderd, niet in het minst voor links, is een onontkoombaar punt. De ontzuiling, veranderingen in de samenstelling van de samenleving en de opleving van nieuwe politieke scheidslijnen (klimaatverandering, migratie, Europese integratie) hebben het politieke speelveld veranderd.

Maar het afgelopen decennium laat een ander patroon laten zien. De eerder stabiele positie van rond de 50-60 zetels van het linkse blok is in een sneltrein vaart ineengestort. Zelfs als je de kleine partijen (PvdD, DENK, Bij1) meerekent komt links uit op 36 zetels, ongeveer even groot als de VVD. Dit roept de vraag op of de opvattingen van kiezers soms fundamenteel veranderd zijn. Is Nederland gewoon een stuk rechtser geworden het afgelopen decennium?

Zetelverdeling PvdA, SP en GroenLinks (1986-2021).

Volgens politicoloog Matthijs Rooduijn, die onderzoek doet naar het electoraat en de achterban van politieke partijen, klopt deze aanname niet: “de kiezers zijn vrij stabiel.” Integendeel: “zeker op sociaaleconomisch vlak is Nederland juist flink links. Tussen de 60 en 70 procent van de kiezers is voorstander van een grote overheid die voor mensen zorgt, ingrijpt in de markt en doet aan herverdelingspolitiek.” Waarom profiteert links hier dan niet van?

Hier spelen de sociaal-culturele thema’s waar vooral de PvdA al lang moeite mee heeft een grote rol in. Hoewel een grote meerderheid van de Nederlanders sympathiseert met links op sociaaleconomisch terrein, verschillen kiezers op andere vlakken meer van mening met de grote linkse partijen. Zowel de PvdA en GroenLinks stellen zich namelijk beide ook op ethische thema’s progressief op, zijn grotendeels voor Europese integratie en bepleiten een ruimhartig immigratiebeleid.1,2 En dit is deels het probleem volgens Rooduijn: “het percentage kiezers dat aan deze criteria voldoet, omvangt maar ongeveer 15 procent van het electoraat.” Dit is dus een kleine vijver om in te vissen.

De achterban van de SP ziet er echter anders uit zegt Rooduijn: “kiezers van de SP en de leden van de partij zelf zijn vooral wat betreft socio-cultureel vlak (migratie) en Europese Integratie rechtser dan de andere linkse partijen.3 Toch lukt het ook hun niet om de grote electorale vetpot aan te boren: de onderbiedende 30 procent van de kiezers die economisch links maar cultureel rechtse voorkeuren heeft. Verliezen de partijen hun sociaaleconomisch linkse kiezers dan massaal aan radicaal-rechts?

Binnen de media, maar ook de politieke wetenschap, is al langer een discussie gaande over de vraag of de oude arbeidersklasse over zou lopen naar rechts. Maar als je kijkt naar het verlies van de PvdA in 2017 zie je daar weinig van terug zegt Rooduijn: “in 2017 bleef rond de 25 procent van de PvdA kiezers bij de partij en ging 35 procent naar andere linkse partijen. De overgebleven 40 procent waaierde over het hele politieke spectrum heen, maar niet meer naar bijvoorbeeld de PVV dan naar andere partijen.” In een artikel van Stuk Rood Vlees voor laat Eelco Harteveld zien dat ook tijdens de afgelopen verkiezingen er maar weinig kiezers van links naar de radicaal-rechtse partijen stroomden.4 De strategie waar PvdA-partijleider Lodewijk Asscher mee sparde, een strategische draai op socio-cultureel terrein naar rechts, gepresenteerd als ‘progressief patriottisme’, bleek op verkeerde aannames gebaseerd.5

Belangrijker lijkt te zijn welke onderwerpen de boventoon voeren in de campagne. Zo benadrukt Rooduijn dat “linkse partijen beter presteren wanneer linkse thema’s dominant zijn binnen de maatschappelijke discussie en de verkiezingscampagne.” Het kwartje kan dus twee kanten op kan vallen: die tweederde meerderheid van de kiezers met sociaaleconomisch linkse ideeën kan zowel links als rechts stemmen.

Tijdens de verkiezingen van 2021 konden de partijen zich moeilijk op ‘hun’ onderwerpen profileren. De coronacrisis en het leiderschap domineerden de verkiezingen. Zo slaagde GroenLinks er niet in klimaat tot een urgent thema te maken, en konden de linkse partijen maar mondjesmaat profiteren van de ‘ruk naar links’ tijdens de coronacrisis.6 Dit zou volgens Rooduijn mogelijk deels verklaard kunnen worden doordat “de rechtse partijen het idee van een grote overheid omarmden in de campagneretoriek.” Dit zou het spotlicht van sociaaleconomische thema’s afhalen, waardoor de linkse partijen zich minder goed kunnen afzetten tegenover rechts.

Wat kunnen de linkse partijen dan nog doen? Een duidelijke voorwaarde voor succes is dat de partijen erin slagen linkse thema’s te agenderen en zich daarop kunnen profileren. De strategische keuzes die ze hiervoor moeten maken liggen niet geheel voor de hand. Samen optrekken kan een mogelijkheid zijn. Zo heeft de PvdA heeft de op één na oudste achterban (CDA is no.1), en zullen dus jongere kiezers moeten aanspreken.1 De groep die de progressieve standpunten van de PvdA grotendeels deelt, zijn in grote mate deel van de GroenLinks achterban, wat toenadering niet onlogisch maakt.2 Wat betreft de SP observeert Rooduijn dat op basis van hun electoraat “een nationalistischere positie op socio-cultureel gebied (migratie) potentieel electoraal succes op kan leveren,” gezien dit een grote groep onderbiedende kiezers zou kunnen trekken.

Zolang er geen eenduidige herstelstrategie is voor de linkse partijen, blijft de huidige positie van links rampzalig qua zetels. Maar er is mogelijk licht aan het einde van de tunnel: de economische gevolgen van de coronacrisis kunnen zich nog lang laten gelden, wat mogelijk kansen biedt voor de linkse partijen. Want hoewel de kiezer zijn linkse loyaliteit kwijt lijkt te zijn, is zijn sociale inborst nog springlevend.

 

Matthijs Rooduijn is politicoloog, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Douwe Roest is als stagair-redacteur verbonden aan de redactie van het Montesquieu Instituut.

 

[1] Voor meer over het electoraat van de PvdA zie: https://stukroodvlees.nl/plaatjes-van-de-electoraatjes-de-pvda/

[2] Voor meer over het electoraat van de GroenLinks zie: https://stukroodvlees.nl/plaatjes-van-de-electoraatjes-groenlinks/

[3] Voor meer over het electoraat van de SP zie: https://stukroodvlees.nl/plaatjes-van-de-electoraatjes-de-sp/

[4] Bekijk hier hoe de kiezersstromen tussen de verschillende partijen liepen bij de vorige verkiezingen. https://stukroodvlees.nl/onderzoek-nu-zelf-de-kiezersstromen-wisselvallig-maar-voorspelbaar/

[5] Lees hier de brief van Lodewijk Asscher: https://www.pvda.nl/nieuws/nieuwe-eerlijke-en-progressieve-spelregels-voor-europa/

[6] Voor meer informatie over de standpunten van partijen zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2021/02/18/wat-te-doen-met-klushuis-nederland-a4032415#/next/2021/02/19/#108

Deze bijdrage stond in