Macht en gezag van de Tweede Kamervoorzitter

maandag 31 januari 2022, 13:00, column van Prof.Dr. Bert van den Braak

Een incidentrijk verlopen eerste vergaderweek was aanleiding voor beschouwingen over de debatcultuur in de Tweede Kamer. Moet de Tweede Kamervoorzitter niet veel krachtiger ingrijpen en waar liggen dan de grenzen? In het verleden werden de sanctiemaatregelen wel degelijk toegepast.

Grotere vrijheid

Geconstateerd kan worden dat de vrijheid in het debat de afgelopen vijftien jaar enorm is toegenomen. Dat had deels te maken met een volgens velen te trekken les uit de Fortuynrevolte, namelijk dat scherpe kritiek openlijk moet worden geuit. Daarnaast zorgde de komst van de PVV en de wijze van opereren van Geert Wilders vanaf 2006 voor ongemak bij de Kamervoorzitters en leden.

Als een lid vindt dat asielzoekers 'hordes' gelukzoekers zijn en tevens potentiële terroristen en/of verkrachters, dan moet hij (en het is nooit een 'zij') dat toch kunnen zeggen. En dat geldt ook voor opmerkingen over 'slappe' regeerders of politiefunctionarissen die onvoldoende optreden? Nu ja, tenzij, lijkt mij, als het gewoon is wat het is, namelijk beledigend.

Er was een tijd dat niet alleen ongepast woordgebruik niet was toegestaan (over wat dat is valt inderdaad soms te discussiëren), maar ook bijvoorbeeld het betrekken van derden of de media in het debat niet was toegestaan. Dat gold a fortiori als zij werden beledigd.

Sanctiemaatregelen

Het leidde in de partlementaire geschiedenis tot een kleine twintig gevallen waarin een lid het woord wordt ontnomen. In de jaren 1920-1940 ging het vooral om leden van CPH en NSB, na 1945 vooral om CPN-afgevaardigden. Vaak ging het om beledigingen en ordeverstoring, maar in 1984 werd aan Marcel van Dam het woord ontnomen, omdat hij in een stemverklaring andere fracties de maat nam. Toen hij daarmee, ondanks waarschuwingen, bleef doorgaan, ontnam voorzitter Dick Dolman hem het woord.

De laatste die het woord werd ontnomen, was Dion Graus, nadat hij zijn college Henk-Jan Ormel (CDA) had uitgemaakt voor een lijder aan Alzheimer. Voorzitter Gerdi Verbeet zette toen de microfoon uit, waarna Graus het spreekgestoelte en de zaal verliet.

Vijf keer is een lid uit de vergadering verwijderd. Lou de Visser en Meinoud Rost van Tonningen beiden twee keer en in 1950 Gerben Wagenaar (CPN).1

Nieuwe normen

Bij de recente herziening van het reglement van orde is een poging tot herijking gedaan via artikel 8.14. Dat luidt: "Ieder lid gedraagt zich in de vergadering op een wijze die getuigt van onderling respect, en die geen afbreuk doet aan de waardigheid van de Kamer."

Dat artikel gaat vooraf aan het bestaande artikel over ongeoorloofd gedrag, met de bijpassende sancties (waarschuwen, gelegenheid tot terugnemen, woord ontnemen en uitsluiten van de vergadering). Tegen deze ordemaatregel is geen beroep mogelijk. Overigens betekent artikel 3.2 al, dat de Voorzitter de leiding heeft en dat haar/zijn beleid niet (plenair) ter discussie mag staan. Kritiek op de leiding van de Voorzitter was lange tijd ook reden voor het ontnemen van het woord of het dreigen daarmee.2

Hoe verder?

Tweede Kamervoorzitter Vera Bergkamp gaat in gesprek met de fracties, maar de PVV ziet daarvan af. Dat moet echter noch de Kamer noch de Voorzitter weerhouden van het (her)stellen van duidelijke kaders. Geen beledigingen en bedreigingen en geen diskwalificaties van derden of bevolkingsgroepen.

Het verbod op gebruik van beledigende uitdrukkingen, op het verstoren van de orde en op het schenden van geheimhouding dienen te worden gehandhaafd. En dat geldt ook voor het niet toestaan van het instemmen met of aansporen tot onwettige handelingen. Zonder verdere (plenaire) discussie.

Dat vergt uiterste alertheid en is minder eenvoudig dan het lijkt, maar niettemin noodzakelijk. Het aanzien van het parlement is in het geding. Juist omdat sommigen erop uit zijn dat doelbewust aan te tasten, is het trekken van een grens nodig. Dat is dan wel een opdracht aan alle (fungerende) voorzitters van plenaire vergaderingen. Alleen als (nieuwe) normen zijn vastgesteld en daadwerkelijk worden gehandhaafd, is ondermijning een halt toe te roepen.

Daarmee kan, met de beschikbare machtsmiddelen, gezag worden teruggewonnen.

 

Prof. dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.

 

Deze bijdrage stond in