Nieuwe voornemens, onzichtbaar resultaat

maandag 26 september 2022, 13:00, analyse van Prof.Dr. Bert van den Braak

Bij het aantreden van het kabinet-Rutte IV werd gesproken van een nieuwe bestuurscultuur. Minder dichtgetimmerde afspraken, minder coalitieoverleg, openheid, meer ruimte voor parlementair debat, een open houding naar de oppositie en een aan de burgers dienstbare overheid. Eerder, in mei 2021, kondigde Rutte radicale ideeën aan.

Van die voornemens lijkt nog weinig zichtbaar. De formatie verliep, na een lange en moeizame aanloop, niet anders dan in het verleden, maar dat was geen verrassing. Onderhandelingen doe je nu eenmaal niet in het openbaar. Dat geldt overigens ook voor onderhandelingen tussen kabinet en (constructieve) oppositie om bredere parlementaire steun te verwerven.

De nieuwe Wet open overheid, openbaarmaking van de agenda van de ministerraad en van ambtelijke notities en directe publicatie van adviezen van de Raad van State zijn concrete stappen naar meer openheid. Ze betekenen echter niet dat alles nu in het openbaar besproken wordt.

Het is een illusie te denken dat openbare debatten de plek zijn om compromissen te sluiten, al is het wel denkbaar dat bijvoorbeeld wederzijdse standpunten helder worden. Daarmee kunnen wel contouren ontstaan van die compromissen. Opvallend was dat na de algemene politieke beschouwingen relatief veel (negen) moties werden aangenomen.

Het zoeken naar bredere steun kan als onderdeel van een nieuwe bestuurscultuur worden gezien, maar feitelijk bestaat de noodzaak daartoe al sinds 2010. In dat jaar werd een kabinet gevormd, dat niet op een meerderheid in de Eerste Kamer kan rekenen. Het is dus nauwelijks nieuwe bestuurscultuur te noemen, maar eerder noodzaak.

Of de houding van de overheid tegenover de burger anders is geworden, is minder duidelijk. Het besef dat er minder wantrouwen moet zijn, is aanwezig. Maar regelingen die fraudegevoelig zijn, blijven om formulieren en controle vragen. Over een nieuw toeslagenstelsel wordt nagedacht, maar concrete voorstellen zullen nog wel even op zich laten wachten.

De vraag of (meer) dualisme mogelijk en zelfs wenselijk is, staat nog ter discussie. Er is een tamelijk vertekend beeld van een dualer bestel in het verleden.

Waar moeizame compromissen moeten worden gesloten (met een groter aantal partijen dan voorheen) is vroegtijdige afstemming bijna onvermijdelijk. Partijen moeten hun grenzen kenbaar maken en dat kan alleen in beslotenheid. Dat was in het verleden niet anders dan nu, al was dat overleg tot eind vorige eeuw minder geïnstitionaliseerd dan nadien. Het wekelijkse coalitieoverleg is wel geschrapt, maar dat zal zeker niet betekenen dat nog altijd afstemming zal plaatsvinden.

Het Nederlandse parlement is per saldo helemaal niet zo monistisch als vaak wordt gesuggereerd. Er is - zeker gezien de huidige politieke krachtsverhoudingen - juist betrekkelijk veel ruimte voor de oppositie om invloed uit te oefenen. Tegenwoordig zelfs meer dan in veel eerdere perioden. In die zin is het de vraag of een nieuwe bestuurscultuur niet vooral een kunstmatig beeld is, waarvan niemand echt weet wat het nu eigenlijk inhoudt.

 

Prof.dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.