Partijverbod is maar één aspect van Wet politieke partijen

maandag 30 januari 2023, 13:00, Prof.Dr. Bert van den Braak

Zal er een verbod komen van politieke partijen, en zo ja, zou bijvoorbeeld Forum voor Democratie (FVD) daarvoor in aanmerking komen? Die vraag beheerst in belangrijke mate de discussie over de Wet op de politieke partijen, die eind 2022 in consultatie ging.

Toch zijn aanvullende regels over een partijverbod maar een onderdeel van de concept-wet. Er staan ook regels in over transparantie, subsidiëring en de wijze van financiering (in beide gevallen van zowel landelijke als van decentrale partijen), de wijze van campagnevoeren en over toezicht en handhaving, waaronder de instelling van een Autoriteit wet op de politieke partijen.

Het hoofdstuk over een verbod is een aanscherping van bestaande regels over het verbieden van rechtspersonen. In haar eindrapport besteedde de Staatscommissie parlementair stelsel eveneens aandacht aan de positie van politieke partijen en zij beval afzonderlijke regeling van een partijverbod aan.

De criteria die bepalend zijn voor het verbieden van een partij hebben betrekking op het daadwerkelijk en ernstig bedreigen van een of meer grondbeginselen van de democratische rechtsstaat. Het verbod zou op verzoek van de procureur-generaal van de Hoge Raad, door dat rechtscollege moeten worden uitgesproken.

Waar daadwerkelijke en ernstige bedreiging begint, is onzeker. Daarvoor is jurisprudentie nodig. Vraag is of de - veelal wat verhulde - uitspraken van FVD-politici tot ondermijning van de parlementaire democratie en het aanhangers oproepen een gang te maken naar het parlement om daar het eigen gelijk te halen, daarvoor voldoende is. Wat is daadwerkelijk en wat is ernstig?

De bekende woorden van minister Carel Polak uit 1968 kunnen daarbij in herinnering worden geroepen: "Democratie is niet een staatsvorm voor bange mensen". Hij zei dit bij de beantwoording van vragen van het lid Kronenburg (Boerenpartij) over het voornemen om drie buitenlandse studentenleiders, onder wie Daniël Cohn-Bendit, toegang te geven tot ons land. Aanwezigheid van een politieke partij die stelselmatig door ondermijning een bedreiging vormt, is wel iets anders. Maar toch. Wanneer is iets écht bedreigend?

De weerbaarheid van de democratie moet allereerst worden gezocht in inhoudelijke bestrijding op basis van argumenten. Dat een partij met pakweg vijf zetels snel een echte bedreiging vormt, is niet waarschijnlijk. Het partijverbod is dan ook een ultimum remedium.

Belangrijker dan het tegengaan van - op zichzelf laakbare - uitlatingen en ondermijning in woord, lijkt mij het gevaar van buitenlandse beïnvloeding. Er moet bijvoorbeeld volstrekte transparantie zijn over de partijfinanciering.

Financiële steun vanuit het buitenland wordt in de nieuwe wet over expliciet verboden en dat is een goede zaak. Het probleem bij FVD zit in de mogelijke banden met Moskou. Overigens geldt dat al sinds de komst van de partij en haar rol in het Oekraïne-referendum. Met terugwerkende kracht kan toch niet aan de indruk worden ontkomen dat de uitkomst van dat referendum erg in lijn lag met wat Poetin wilde. En als daarbij dan namen als Kornilev en Laughland opduiken, is dat toch erg verdacht. Op dat moment was er sprake van laksheid en naïeviteit.

De nieuwe wet zou dergelijke banden - direct en indirect - moeten voorkomen en strafbaar moeten maken. Wat mij betreft is overtreding van de regels over financiering dan evenzeer reden voor een partijverbod.

Zolang een grondwettelijke bepaling over politieke partijen ontbreekt, zullen nadere regels over bijvoorbeeld de interne partijdemocratie (denk aan het ontbreken daarvan in de PVV) moeilijk in te voeren zijn. Maar ook daarover mag best weer eens worden nagedacht.

 

Prof.dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.

Deze bijdrage stond in