De macht in de Unie

vrijdag 27 januari 2023, 8:19, column van Prof.Dr. Joop van den Berg

Als de Europese Unie een economische grootmacht wil blijven, kan zij zich niet beperken tot het scheppen van voorwaarden voor eerlijke mededinging. Natuurlijk oefent zij daarmee in de wereld al grote invloed uit, maar het is niet voldoende. Ook in de Unie is er ‘meer overheid’ nodig, al zijn ook daar risico’s aan verbonden zoals dat ook in nationale staten het geval is.

In de vorige column is al gesproken over de ‘supply chain strategy’: de inspanningen die ervoor zorgen dat essentiële grondstoffen en goederen meer in de Unie zelf worden geproduceerd. Voorts is veel groter waakzaamheid nodig als het gaat om handhaving van de rechtsstaat in alle lidstaten van de Unie. Veel te lang heeft zowel de Commissie als de Europese Raad Hongarije en vervolgens Polen hun gang laten gaan in beknotting van rechtspraak en media. Nu is het allemaal veel moeilijker geworden.

Sinds vorig voorjaar weten wij dat de Unie een einde moet maken aan de systematische verwaarlozing van de defensie en dat zij niet kan volstaan met uitsluitend economische macht. Dan hebben wij het nog niet gehad over het meest onoplosbare vraagstuk van de Unie, de beheersing van de migratiestromen1). Daarbij gaat het niet alleen over asielmigratie maar ook, en meer nog, over arbeidsmigratie: in landen als Nederland leidt die tot sociale uitbuiting; in zuidelijke lidstaten als Roemenië en Bulgarije tot schadelijke leegloop van arbeidspotentieel.

Met vallen en opstaan lost de Europese Unie een aantal vraagstukken wel op, vooral als de crisis maar ernstig genoeg is. De migratie is de treurige uitzondering. Maar het gebeurt in tweeërlei opzicht nogal eigenaardig: door een soort permanent ‘crisismanagement’ en in toenemende mate langs de intergouvernementele weg. Niet dus door de vaste instellingen van de Unie als ministerraad en Europees Parlement, maar door de regeringsleiders in de Europese Raad. Daar is unanimiteit voorschrift, ook als meerderheidsbesluitvorming noodzakelijk is voor het oplossen van problemen.

Tegelijk bestaat er voor die meerderheidsbesluiten ook vrees, want gaat dat niet ten koste van de kleine lidstaten? Nu treft het dat de motor van de Unie en vooral van de Europese Raad, de Frans-Duitse samenwerking, sinds enige tijd lelijk stagneert. De Franse en Duitse democratie worstelen bovendien met interne problemen: Macron heeft geen parlementaire meerderheid; Scholz heeft een voor Duitse begrippen erg ingewikkelde meerderheid. Daardoor nemen de regeringsleiders nu en dan toch weer hun toevlucht tot de aloude instellingen en de deskundigheid van de ambassadeurs bij de Europese Unie.

Maar, de meest opvallende rolversterking ligt merkwaardigerwijze bij de Europese Commissie, in het bijzonder bij Ursula von der Leyen. Voor een deel spelen daar persoonlijke elementen in mee: Von der Leyen blijkt een veel sterker en slimmer voorzitter dan vooraf voorzien en zelfs sterker dan het merendeel van haar voorgangers. Omdat de Frans-Duitse samenwerking niet functioneert raakt de Raadsvoorzitter, Charles Michel, verzwakt en wordt de ruimte voor Von der Leyen des te groter. Maar, het belangrijkst is waarschijnlijk dat de vraagstukken waarmee de Unie nu worstelt meer leiding vragen en vooral meer initiatieven. Daartoe is de Commissie met haar uitgebreide en competente staf veel beter in staat dan het kleine secretariaat van Michel.

Dus komt Von der Leyen telkens weer met nieuwe initiatieven die de leiders van de lidstaten min of meer overrompelen. Die eindigen niet allemaal met succes, maar er komt toch veel resultaat uit voort. Zij dwingt als het ware de lidstaten tot handelen. De Commissie durft ook staten als Hongarije en Polen wat harder aan te pakken. De geldkraan blijkt daarbij (weer eens) effectiever dan de formele procedure.

De macht in de Unie komt er door evenementen als de covid-pandemie en de oorlog anders uit te zien dan wij gewend waren. Het bezwaar ervan is de discontinuïteit in de positie van de instellingen ten opzichte van elkaar; dat is niet bevorderlijk voor democratisch vertrouwen bij de Europese bevolking. Straks dringen, behalve Oekraïne, ook een aantal Balkanstaten en staatjes tot de Unie door, zodat die 36 leden gaat tellen. Dan zal er toch iets met de structuur van het Europese bewind moeten gebeuren. Als zichtbare leiding gaat ontbreken, zal uiteindelijk ook de samenwerking afbrokkelen. Onze tijd laat zien, hoe schadelijk dat zou zijn.