N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Symposium ‘Toegang tot het recht in een democratische rechtsstaat’
Op 3 december werd het eerste exemplaar van ‘Toegang tot het recht in de democratische rechtsstaat’, het nieuwe boek van emeritus-hoogleraar en oud-senator Mies Westerveld, aangeboden tijdens een symposium in Den Haag. Tijdens het symposium, een samenwerking van de Stichting Onderzoek Rechtspleging (SOR) en het Montesquieu Instituut (MI), werd niet alleen de inhoud van het boek, maar ook de stand van de sociale advocatuur in Nederland besproken.
Het evenement werd afgetrapt door een korte introductie van de directeur/bestuurder van het MI, Jeroen Vervliet. Hierna legde Westerveld uit waarom zij het boek had geschreven, en waarom precies nu. Daarbij vertelde ze dat ze geïnspireerd was door het woord ‘eigenlijk’ en de vraag waarmee ze haar onderzoek begon was “Toegang tot het recht, wat is dat eigenlijk?” Want (toegang tot) het recht is er niet alleen om geschillen op te lossen, maar ook voor (rechts)bescherming. Edo Groenewald, voorzitter van de SOR, sprak daarna kort een dankwoord uit, waarna het eerste exemplaar werd overhandigd aan Rick Lawson, voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens. Lawson sprak kort over het belang van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de rol van het Hof in het bevorderen van de toegang tot het recht in lidstaten.
Na deze inleidingen en redes, werd de inhoud van het boek besproken tijdens een paneldiscussie geleid door Jeroen Vervliet. De deelnemers waren Sanne van Oers (Nederlandse Orde van Advocaten), Nathalie Schnabl (Open Universiteit), Jonathan Soeharno, Teun Struycken en Lawson zelf. De discussie draaide voornamelijk over de staat van de rechtshulp in Nederland en de rol van de overheid daarin. Dat de rechtshulp en sociale advocatuur in verval zijn, is evident, maar hoe is dit te bestrijden? Duidelijk was dat de panelleden spraken vanuit verschillende invalshoeken. Ze vertegenwoordigden onder andere de wetenschap, advocatuur en het centrale bestuur. Hierdoor hadden ze ook een andere kijk op de mogelijke oplossingen voor de problematiek in de Nederlandse rechtshulp.