Een integere overheid is niet per se een goede overheid

Roel Bekker is bijzonder hoogleraar Arbeidsverhoudingen in de publieke sector (Albeda Leerstoel) aan de Universiteit Leiden

Twintig jaar geleden heb ik een boek geschreven over integriteit, met de veelzeggende titel ‘Ja vriend, de ene dienst is de andere waardig’. Integriteit was toen bij de overheid zeer actueel. Vooral in de bouw ging veel mis, van beïnvloeding en belangenverstrengeling tot regelrechte fraude en corruptie aan toe. In de tijd dat het doel (oplossen van de woningnood) de middelen heiligde, werd er niet zo nauw met de regels omgegaan. Bovendien: bij de bouw gaat het altijd om grote financiële belangen waarbij een douceurtje aan een ambtenaar of bestuurder vaak in het niet valt. Die is graag bereid om de knoop op een bepaalde plaats door te hakken of een project een duwtje in een bepaalde richting te geven. Of een bepaalde interpretatie te geven aan een van de zeer vele subsidieregelingen die er toen voor woningbouw waren. Het geweten werd daarbij gesust door te wijzen op de bijdrage die men geleverd had in de strijd tegen volksvijand nummer 1. Een aantal affaires leidde tot een intensief beleid, met veel regels, met meldpunten en integriteitsfunctionarissen, met voorlichting en met symbolen als het weer verplicht maken van de ambtseed.

Hoe staat het er anno 2014 voor? Tja: het probleem is kleiner geworden maar de norm is opgeschroefd waardoor het nog steeds slecht gesteld lijkt te zijn met integriteit bij de overheid. De veel grotere aandacht van de media speelt daarbij ook een rol. Maar objectief gezien is de zaak sterk verbeterd. Het beleid heeft gewerkt, zowel preventief als repressief. Ondershandse praktijken zijnverminderd, individuele, discretionaire ruimte is aanzienlijk ingeperkt,  de openbaarheid (‘sunlight is the best desinfectant’) is enorm toegenomen. Regelingen die door hun interpretatiemogelijkheden machtsposities opleverden, zijn afgeschaft. En niet te vergeten: de bouw is ingestort en aannemers hebben geen geld meer voor feesten en partijen. Het enkele geval dat nog de publiciteit haalt, is op zich verwerpelijk genoeg maar in vergelijking met vroeger toch het werk van kleine krabbelaars.

Hebben de praktijken zich verplaatst naar andere sectoren waar sprake is van grote geldstromen en individuele beslismomenten, zoals ICT of energie? Vinden integriteitsinbreuken tegenwoordig subtieler of slimmer plaats dan vroeger? Is juist sprake van een groei van immateriële integriteitsinbreuken? Wellicht, maar toch niet op de schaal die het had. Beleid geslaagd dus? Dat zullen wij niet gauw zeggen, ik wees al op het opschroeven van de normen. Er komt zelfs  een Huis voor de Klokkenluiders om de laatste vissen uit de vijver te halen, een prachtig voorbeeld trouwens van achterhaalde beleidssymboliek. Maar niettemin is het integriteitsbeleid succesvol te noemen.

Wat staat ons de komende 20 jaar te doen? Alert blijven. Maar vooral ook: laten we wat minder alleen maar kijken naar de zonden en wat meer naar de kwaliteit. Dat is er bij het opsporen van misstanden nogal bij ingeschoten, is mijn indruk.  Besef dat een goede overheid wel integer is, maar een integere overheid niet per definitie goed.

Deze bijdrage verscheen in 'De Hofvijver' nr. 38 d.d. 27 januari 2014.