De West en de Eerste Kamer

Careljan Rotteveel Mansveld, Montesquieu Instituut Den Haag

Toen op 9 Juni 2015 de op 26 mei gekozen Eerste Kamer voor het eerst bijeenkwam, waren daarin, net als 4 jaar daarvoor, de Caribische eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba niet vertegenwoordigd. Op 10-10-10 traden zij toe tot het Nederlandse staatsbestel en werd de Nederlandse Grondwet en Nederlandse regelgeving daar van kracht - ook artikel 50 van de Grondwet: De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk. Maar een wettelijke regeling dat de bewoners van deze eilanden, die sindsdien de Nederlandse nationaliteit hebben, in de Eerste Kamer vertegenwoordigd worden, laat nog steeds op zich wachten. De wetgever houdt zich dus niet aan artikel 50 van de Grondwet en niet voor het eerst. Ook in 1955 bij de oprichting van het niet provinciaal ingerichte Openbaar Lichaam voor de Zuidelijke IJsselmeerpolders duurde het maar liefst dertig jaar – tot in 1986 de provincie Flevoland werd opgericht – dat de bewoners van de IJsselmeerpolders in de Eerste Kamer werden vertegenwoordigd. Dit is te meer opmerkelijk daar artikel 50 zowat het enige artikel is dat sinds 1814 ongewijzigd in de Grondwet staat.

Wet- en regelgeving

In de aanloop naar 10 oktober 2010 behandelden Tweede en Eerste Kamer een enorm pakket aan wetsvoorstellen die de eilanden in de Nederlandse wet- en regelgeving zouden moeten opnemen. Daarbij werden de eilanden als drie afzonderlijke ‘openbare lichamen’ bestempeld, te vergelijken met een gemeente. Dat de nieuwe Nederlanders ook mee moesten kunnen stemmen voor de Tweede Kamer en voor hun eigen ‘eilandraad’- het equivalent van de gemeenteraad – kon eenvoudig via een wijziging van de Kieswet worden geregeld.

Gecompliceerder was het verkiezen van de leden van de Eerste Kamer, die eens in de vier jaar door de leden van de Provinciale Staten worden gekozen. Omdat de eilanden niet provinciaal werden ingedeeld, vielen zij in dat opzicht buiten de boot. De oplossing waar het toenmalige kabinet mee kwam was wijziging van artikel 55 van de Grondwet, waardoor voor de openbare lichamen in het Caribisch Gebied de leden van de eilandraden de Eerste Kamer zouden kunnen kiezen. Vooruitlopend op deze wijziging werd de Kieswet al wel in die zin gewijzigd, bijvoorbeeld artikel Ya 22: De leden van de Eerste Kamer worden in de openbare lichamen gekozen door de leden van de eilandsraden. Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden voor deze verkiezing tezamen beschouwd als een provincie. Daar stond nog wel een toevoeging bij dat dit artikel op een nader te bepalen tijdstip in werking zou treden.

Kiesrecht

Er zat echter een addertje onder het gras*. Kortweg kwam dat er op neer dat niet-Nederlanders maar wel ingezetenen onder bepaalde voorwaarden stemrecht voor de eilandraad behoorden te krijgen, net zoals dat in Europees Nederland gold voor de gemeenteraden. Dat zou betekenen dat niet-Nederlanders invloed hebben op de samenstelling van de Eerste Kamer. Bij de behandeling van het wijzigingsvoorstel van de Grondwet viel de Eerste Kamer hierover. De minister vond evenens

 

(…)

‘dat niet-Nederlanders geen invloed moeten krijgen op het op nationaal niveau gevoerde beleid, waaronder het buitenlands- en defensiebeleid. Daarom deelt het kabinet het standpunt dat niet-Nederlandse ingezetenen direct noch indirect invloed zouden moeten hebben op de samenstelling van de beide Kamers der StatenGeneraal.’ (TK 33.900, nr. 3)

(TK 34.341, nr. 3)

De eenvoudigste oplossing om niet-Nederlanders geen kiesrecht voor de eilandraden te geven viel op grond van het gelijkheidsbeginsel af. Er ontstond dus een patstelling: aan de ene kant moesten in verband met het gelijkheidsbeginsel niet-Nederlanders kiesrecht hebben voor de eilandraad, aan de andere kant zou dit beteken dat niet ingezetenen invloed hebben op de samenstelling van de Eerste Kamer. Na lang wikken en wegen – ook in overleg met de beide Kamers en met de eilanden - kwam de minister met een oplossing: naast de eilandsraden komt er in het Caribisch gebied op elk eiland een apart kiescollege. Dit college wordt gekozen door kiesgerechtigden met de Nederlandse nationaliteit. Een novelle tot aanpassing van het 'overwegingsvoorstel' tot wijziging van de Grondwet werd op 16 november 2015 ingediend en op 11 februari 2016 door de Tweede Kamer aangenomen. De Eerste Kamer ging op 25 oktober 2016 akkoord. Het wachten is nu op behandeling in tweede lezing.

Provinciale indeling

Nog even terug naar de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Ook bij de behandeling van het wetsvoorstel tot Instelling van een openbaar lichaam voor de Zuidelijke IJsselmeerpolders betreurden enkele Tweede Kamerleden dat door het niet provinciaal indelen van dit te ‘koloniseren’ gebied de bewoners geen invloed hadden op de samenstelling van de Eerste Kamer. De minister toonde begrip en beloofde dat de ‘provinciale indeling’ niet langer dan strikt noodzakelijk zou worden uitgesteld. Dat duurde dus 30 jaar toen de provincie Flevoland werd ingesteld.

Hopelijk hoeven onze Caribische Nederlanders niet zo lang te wachten en zal de Eerste Kamer op 10-10-20 ook hen vertegenwoordigen. Dat zal een hele geruststelling voor hen zijn.

*Zie voor de details: Leontine Weesing-Loeber, Het kiesrecht voor de eilandsraden en de Eerste Kamer op de BES; een lastige afweging? in De Hofvijver 52, 23 februari 2015.

Deze op 5 december 2016 geactualiseerde bijdrage verscheen eerder in de Hofvijver van 28 april 2015.