Europese werkwijze Eerste Kamer

Sofie Wolf is docent Staats- en Bestuursrecht aan de Universiteit van Maastricht en verbonden aan het Montesquieu Instituut Maastricht.

Naar aanleiding van het verdrag van Lissabon heeft de Eerste Kamer een nieuwe werkwijze voor wat betreft het Europese beleids- en wetgevingsproces, waarbij zij tegenwoordig meer aandacht heeft voor haar rol in de Europese context. Voorheen had de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) een poortwachtersfunctie waarbij alle Europese voorstellen door de ESO werden besproken en voorts werd besloten om een voorstel onder de aandacht te brengen van een specifieke Kamercommissie. Door de nieuwe werkwijze kan thans elke Kamercommissie zelf voorstellen agenderen zonder tussenkomt van de ESO (sinds november 2012 omgedoopt tot de Commissie voor Europese Zaken (EUZA) ). De functie van de EUZA is daarmee verschoven van een poortwachtersfunctie naar een coördinerende functie voor wat betreft commissieoverstijgende activiteiten. Een van die activiteiten is deelnemen aan de Conferentie van Commissies van Europese Zaken (COSAC). Het selecteren van Europese voorstellen door de Kamercommissies kan op twee manieren. Ten eerste via het Jaarlijkse Wetgevings- en Werkprogramma van de Europese Commissie, dat elk najaar wordt gepubliceerd. Na publicatie wordt dit programma in elke Kamercommissie geagendeerd. De tweede manier is via het overzicht van aangeboden voorstellen door de Europese Commissie. Dit overzicht, dat wekelijks wordt aangeboden aan de Eerste Kamer, is verwerkt in de Europese nieuwsbrief ‘EUpdate’.

Behandeling wetsvoorstellen

Tijdens de behandeling van een voorstel gaat de betrokken Kamercommissie in debat met de regering. Het is evenwel mogelijk dat een Kamercommissie het debat verder trekt dan enkel de regering en ook met de Europese Commissie, het Europese Parlement of met nationale parlementen uit andere lidstaten in discussie gaat. Geprobeerd wordt om de behandeling zoveel mogelijk overeen te laten stemmen met de behandeling van een nationaal wetsvoorstel. Bij Europese voorstellen zijn echter drie extra stappen mogelijk, namelijk de subsidiariteitstoets, het instemmingsrecht en het parlementair behandelvoorbehoud. De Eerste kamer is zeker geen verlengstuk van de Tweede Kamer voor wat betreft Europese zaken. Kijkend naar bijvoorbeeld de bevoegdheid met betrekking tot de gele kaart, heeft de Eerste Kamer haar eigen stem en kan zij onafhankelijk van de Tweede Kamer een subsidiariteitstoets uitvoeren en bezwaar maken tegen een voorstel van de Europese Commissie. In dit kader is relevant dat op initiatief van de Eerste Kamer in september 2009 de Tijdelijke Gemengde Commissie Subsidiariteitstoets (gemengde slaat op het feit dat leden van de Tweede en Eerste Kamer lid waren van deze commissie) is opgeheven (lees: Eerste Kamerleden maken thans geen deel meer uit van deze commissie). 

Nieuwe werkzije

In 2011 is de nieuwe werkwijze geëvalueerd en dit resulteerde in enkele aanbevelingen ter versterking van deze nieuwe werkwijze. De aanbevelingen bevonden zich op het gebied van (interne) processen die door de kamercommissies worden gevolgd en het contact tussen de Kamer en de regering. De Kamer vraagt om een meer tijdige informatievoorziening en doelt met name op de aanbieding van BNC-fiches. Het belang hiervan voor de Kamer is om zo tijdig een oordeel te kunnen vormen omtrent het eventueel inroepen van een parlementair behandelvoorbehoud of het oordeel van de regering mee te kunnen nemen in de dialoog met de Europese Commissie. Naar aanleiding van de evaluatie van de werkwijze is de informatievoorziening door de regering aan de Eerste Kamer verbeterd, maar desondanks blijft het ook in 2015 een aandachtspunt.

Verschillen in voorstellen

Kijkend naar de het Europees Werkprogramma van de Eerste Kamer van de afgelopen 6 jaren valt met name het verschil in aantal geselecteerde voorstellen op. In het parlementair jaar 2009-2010 werden door de verschillende Kamercommissies 132 (wetgevende en niet-wetgevende) voorstellen geselecteerd. Dit aantal loopt in de jaren erna terug tot 14 voorstellen in 2013- 2014 en 12 voorstellen in 2014-2015. Waar voor 2009 de ESO alle Europese voorstellen behandelde, is na 2009 te zien dat de EUZA slechts een paar voorstellen per jaar selecteert en daarmee een van de commissies is die het minst aantal voorstellen selecteert. De meeste voorstellen worden geselecteerd door de Commissie voor Economische Zaken, de Commissie voor Financiën en de Commissie voor Immigratie Asiel/JBZ-Raad.