PvdA wint met overmacht in 1977, maar verliest de formatie

dinsdag 14 maart 2017, Johan van Merriënboer, Centrum voor Parlementaire Geschiedenis

De Tweede Kamerverkiezingen 1977 volgden op de val van het centrumlinkse kabinet-Den Uyl over de grondpolitiek in maart van dat jaar. Dit fameuze kabinet met daarin de kemphanen Joop den Uyl (PvdA) en vicepremier Dries van Agt (KVP, intussen CDA) – dat volgens oppositieleider Hans Wiegel (VVD) voortdurend vechtend over straat rolde – haalde zodoende de eindstreep net niet. Na consultaties mocht het hele kabinet demissionair aanblijven tot aan de al eerder vastgestelde datum voor de periodieke Kamerverkiezingen, 25 mei 1977.

De verkiezingsstrijd vond plaats in een sterk gepolariseerde klimaat dat zich gedurende de rit van het kabinet-Den Uyl steeds verder ontwikkeld had. KVP en ARP gedoogden het kabinet, waarin ook geestverwante bewindslieden zaten, terwijl de CHU opponeerde. Tegelijk waren deze drie partijen verwikkeld in een moeizaam fusieproces. Een belangrijke mijlpaal daarin was het besluit in het najaar van 1976 om met één CDA-lijst aan de verkiezingen deel te nemen en met één lijsttrekker: Van Agt. Die keus was een noodspong omdat de politieke leiders van de samenstellende delen – Andriessen (KVP), Aantjes (ARP) en Kruisinga (CHU) – elkaar het licht in de ogen niet gunden.

Intussen eiste de PvdA dat het CDA-in-oprichting onvoorwaardelijk zou kiezen voor vergaande linkse hervormingsvoorstellen en tegen de behoudzucht van Wiegel c.s. Deze ‘polarisatietactiek’ richtte zich in feite tegen de totstandkoming van het CDA überhaupt. De PvdA streefde naar een politieke tweedeling: progressief versus conservatief. De campagne was verder sterk op personen gericht, vooral op de lijsttrekkers van de ‘Grote Drie’. De politieke voorkeur van de Nederlander werd teruggebracht tot een simpele keus tussen minister-president Joop, het ‘ethisch reveil’ van Dries en puinruimen met Hans.

Door een terroristische actie zou de voortdurend opgepompte politieke spanning niet tot ontlading komen. Twee dagen voor de verkiezingen kaapten Zuid-Molukse jongeren een trein en een lagere school. De campagne werd abrupt afgebroken en het laatste lijsttrekkersdebat ging niet door. Minister-president Den Uyl legde wel voor tv een verklaring af dat niet opzij zou worden gegaan voor terreur en dat de verkiezingen gewoon doorgingen.

Op verkiezingsavond presenteerde de NOS het eindresultaat in een aangepast tv-programma op het moment dat de kapers drie geblinddoekte gijzelaars met een touw om de nek voor de trein zetten. De opkomst was ongekend hoog – 87,5 procent – en de uitslag opzienbarend. De PvdA won 10 zetels en steeg naar 53, op dat moment de hoogste score ooit door een partij behaald. Het CDA kwam uit op 49, één zetel hoger dan KVP, ARP en CHU gezamenlijk hadden behaald. De VVD steeg naar 28, een winst van 6. Regeringspartij D’66 ging van 6 naar 8, de SGP bleef gelijk op 3 en de andere partijen werden vrijwel weggevaagd: van de 28 zetels hielden ze er maar 9 over: PPR 3; CPN 2; DS70 1; PSP 1; Boerenpartij 1 en GPV 1.

 

‘Het kabinet-Den Uyl II is gekozen, het hoeft nog slechts geformeerd te worden’, noteerde de onderhandelaar van de PvdA, Ed van Thijn, in het begin van zijn formatiedagboek. Dat bleek erg voorbarig. 208 dagen na de verkiezingen, na de langste kabinetsformatie aller tijden, kwam er een heel ander kabinet uit de bus, zonder PvdA. Hoe was het mogelijk dat de monsteroverwinning van Den Uyl gevolgd werd door een van de grootste politieke nederlagen uit de Nederlandse geschiedenis?

 

De meeste auteurs wijzen de polarisatie- en meerderheidsstrategie van de PvdA aan als hoofdschuldige. Die strategie kreeg een krachtige impuls door de verkiezingswinst. Zelfoverschatting maakte zich meester van het partijkader, opgejut door ‘participerende’ journalisten als Jan Joost Lindner van de Volkskrant. Den Uyl slaagde er niet meer in zijn partij in het gareel te houden, of wilde dat misschien niet eens. De strategie keerde tijdens de formatie als een boemerang terug naar de PvdA. Het veto tegen Van Agt op Justitie was daarbij een keerpunt. Het CDA ging daarna steeds meer achter zijn leider staan en groeide naar eenheid.

 

De lange duur moet vooral worden toegeschreven aan de positiestrijd binnen het nieuwe CDA. Vooral Aantjes bleef bij de PvdA voortdurend de indruk wekken dat het CDA wel toe zou geven. Een kunstgreep van informateur Van der Grinten maakte daar een eind aan: als de meerderheid van de CDA-fractie zich niet verzette tegen totstandkoming van het kabinet-Van Agt/Wiegel dan beschouwde hij dat als steun van de hele fractie, ook al stemden Aantjes en zijn loyalisten tegen.

 

Daarnaast deed zich tijdens het formatieproces nog een optelsom van incidenten en blunders voor die de emmer langzaam deden overlopen. Beoogd premier Den Uyl werd bijvoorbeeld niet uit de wind gehouden, maar meteen tot formateur gebombardeerd. Hij ging voortdurend de machtsstrijd aan en investeerde niet in vertrouwen. De onderhandelaars kregen weinig ruimte van hun fracties en onderhandelingsresultaten werden regelmatig doorkruist door ongecontroleerde publiciteit. Er werden veto’s uitgesproken tegen prominente kandidaat-bewindslieden. Enzovoort.

 

‘Pure diefstal van de verkiezingsuitslag’, schreef Van Thijn achteraf in zijn dagboek. Dat getuigde van een enge interpretatie van de spelregels en slecht rekenwerk. De kiezer beloonde de PvdA weliswaar met tien zetels extra, maar stelde ook het CDA in staat een meerderheid te vormen met de VVD.

Deze bijdrage stond in