Tussentijdse kabinetswisseling is staatsrechtelijk mogelijk en op dit moment politiek gewenst

Jurgens, Prof.Mr. E.C.M.

Er ontstond in 1965 onrust, vooral bij hen die politieke vernieuwing wensten, toen er een nieuw kabinet werd gevormd, dat van Jo Cals (KVP, AR, CHU, PvdA), zonder dat er verkiezingen waren gehouden. Het kabinet-Marijnen was in 1963 een coalitie van de confessionele drie met de VVD. Dat kabinet viel, de PvdA nam de plaats in van de VVD. Er waren er toen die vraagtekens  hebben gezet bij deze wisseling. Hadden er geen nieuwe verkiezingen moeten komen?

Waarom het constitutioneel noodzakelijk zou zijn dat er verkiezingen moeten worden gehouden als een kabinet tussentijds ten val komt, is niet evident. Als immers op grond van de uitslag van de laatste periodieke verkiezingen meerdere coalities mogelijk waren, en als het blijkt dat de eerst geformeerde coalitie het niet heeft weten te houden, dan kan ook een tweede coalitie op grond van de uitslag worden geformeerd.

Als die maar de uitgesproken steun heeft van een Kamermeerderheid. Andere regels zijn er niet. Je kunt wel stellen dat er een staatsrechtelijk gewoonterecht is ontstaan, en wel omdat  bij de val van een kabinet meerdere malen sinds 1945 nieuwe verkiezingen zijn uitgeschreven. Maar dat lag vaak ook aan het feit dat er geen nieuwe kamermeerderheid te vinden was. Het is de Tweede Kamer die in zo’n geval beslist.

En nu? Op grond van de laatste uitslag (2010) zou ook een andere combinatie mogelijk zijn geweest . En, gezien de eurocrisis, mijns inziens ook meer in het landsbelang dan de huidige minderheidscoalitie-met-een-gedoogakkoord. Sterker nog, zo’n echte meerderheidscoalitie past beter bij ons parlementaire stelsel. Daarmee kom je op de vraag naar de politieke wenselijkheid van nieuwe verkiezingen bij een tussentijdse wisseling. Daarover kun je van mening verschillen. Het PvdA-congres van 24 januari heeft die wenselijkheid wel uitgesproken.

Vanuit het landsbelang acht ik echter, in deze tijden van ernstige crisis rond de euro, de vorming van een kabinet op brede grondslag van dringende betekenis. Afhankelijkheid van PVV en SP is – gezien hun opstelling tegenover de Europese Unie – onwenselijk. Het zou VVD, PvdA, CDA D66 en Groen Links moeten worden. Christen Unie en SGP zouden zich kunnen aansluiten. Dat is een stevige meerderheid. Hoe sneller zo’n coalitie tot stand komt, hoe beter voor het land. Nu verkiezingen uitschrijven zou economische onzekerheid kunnen scheppen. En dat is, zoals betoogd, ook niet staatsrechtelijk verplicht.

februari 2012

Erik Jurgens, 1972-1975 lid PPR-fractie Tweede Kamer, 1990-1994 lid PvdA-fractie Tweede Kamer, 1995-1997 lid PvdA fractie Eerste Kamer