Bedrijfsleven lijkt niet op oud-politici te zitten wachten

De overstap van onder anderen Camiel Eurlings en Atzo Nicolaï naar het bedrijfsleven doet vermoeden dat daar tegenwoordig goede carrièremogelijkheden zijn voor oud-politici. Dat is echter maar zeer de vraag, zo blijkt uit onderzoek van het PDC Universiteit Leiden.

Van de 57 Tweede Kamerleden die in 2010 het parlement verlieten, zijn er slechts vier in het bedrijfsleven terecht gekomen. Bij drie daarvan ging het echter om terugkeer naar het zelfstandig ondernemerschap, dat al voor het Kamerlidmaatschap werd uitgeoefend.

Driekwart van de vertrekkers vond een nieuwe baan, waarbij bedacht moet worden dat sommigen, onder wie SGP-voorman Bas van der Vlies, al de pensioengerechtigde leeftijd hadden bereikt. Het merendeel van de oud-Tweede Kamerlid vindt werk in bestuurlijke functies bij overheid of semi-overheid. In toenemende mate kiezen zij ook voor zelfstandig ondernemerschap, vaak in de sfeer van advisering.

Politici die na hun Kamerlidmaatschap ‘doordringen’ tot het bedrijfsleven, en dan met name tot de top van grote ondernemingen, zijn uitzonderlijk. Dat is bepaald geen nieuw gegeven. Voor zover politici en met name Kamerleden in het bedrijfsleven terecht komen is dat via het zelfstandig ondernemerschap, vaak in de sfeer van advisering of managementondersteuning. Een voorbeeld uit 2010 is CDA-politica Nicolien van Vroonhoven, die mede-eigenaren is geworden van een adviesbureau op het gebied van cultureel ondernemerschap.

In 2002 maakten alleen Marja Wagenaar en Leen van Dijke de overstap naar een managementfunctie en alleen Van Dijke (Volker Stevin) bleef daarin werkzaam. Van de lichting 2003 kan bijvoorbeeld VVD’er Zsolt Szabo worden genoemd, die nu in de top van CapGemini zit. Hij was eerder werkzaam in de telecommunicatiesector. Het zijn ontzonderingen.

Historisch perspectief

Met de opkomst van industriële activiteit in de tweede helft van de negentiende eeuw werden de personele banden tussen politiek en bedrijfsleven vrij sterk. Politici waren afkomstig uit de hogere kringen en tot die kringen behoorden uiteraard ook topondernemers. Industrieëlen als Stork, Dobbelmann, Jurgens en Van Houten (de cacaofabrikant uit Weesp) en Mees (van de bankiersfamilie) zaten zelf in het parlement, zij het vooral in de Eerste Kamer. Vooral katholieken en liberalen telden vele Kamerleden die gelieerd waren aan het bedrijfsleven.

Na de invoering van het algemeen kiesrecht wijzigde dit beeld. Een van de eersten die de gang van politiek naar bedrijfsleven maakte, was Colijn. Hij werd, na Indisch officier, Kamerlid en minister te zijn geweest, topman van de Bataafse Petroleum Maatschappij. Toen hij voldoende fortuin had verworven, keerde hij, in 1922, terug in de politiek. In zijn kabinetten in de jaren dertig zaten bovendien geregeld zakenlieden, zoals de katholiek textielfabrikant en werkgeversvoorman Steenberghe.

Voor zover oud-politici na hun politieke loopbaan functies in het bedrijfsleven vonden, was dat vooral als commissaris. Dat beeld bleef overigens lang bestaan. Bekende voorbeelden daarvan waren oud-KVP-premier De Quay en oud-minister van Economische Zaken en SER-voorzitter De Pous. Die banden waren veel sterker bij liberale en christendemocratische politici dan bij sociaaldemocraten.

Drie patronen

In de naoorlogse periode zagen (en zien) we bij de doorstroming vanuit het bedrijfsleven naar de politiek drie patronen. Zelden kozen ondernemers definitief voor een politieke loopbaan: de meest sprekende voorbeelden zijn Ruud Lubbers (van scheepsbouwbedrijf Hollandia) en  Frits Bolkestein (Shell). Ook de vroegere Kamervoorzitter Frans-Josef van Thiel, die buizenfabrikant in Helmond was, en CDA’er Piet Steenkamp was behoren tot deze groep. Steenkamp was – dat zullen niet velen weten – aanvankelijk directeur van een conservenfabriek. En wie weet voegt Mark Rutte (Unilever) zich bij hen.

Vaker was sprake van een kortstondig uitstapje van ondernemers naar de politiek. Voorbeelden zijn de VVD’ers Sidney van den Bergh en Harry Langman, CHU-minister Udink, D66-staatssecretaris Wim Dik, en meer recent Hans Wijers, Pieter Winsemius, Onno Ruding, Karien van Gennip en Sybilla Dekker. En feitelijk behoort ook Wouter Bos tot deze categorie. Voor het CDA zat Ronald Kortenhorst in de Tweede Kamer. Hij keerde spoedig terug naar het bedrijfslven.

 Sporadisch stapten politici (en dan vrijwel uitsluitend oud-ministers) over naar het bedrijfsleven. Daarvan was KVP-minister van Economische Zaken Van den Brink een eerste voorbeeld. Hij werd na vier jaar ministerschap in 1952 topman van de Amsterdamse Bank, later ABN. De financiële sector trok daarna vaker oud-ministers aan, meest van katholieke huize. Genoemd kunnen worden Nelissen en Lardinois. Maar ook PvdA’er Wim Duisenberg, die na zijn ministerschap toetrad tot de top van de Rabobank, maakte die gang. Een opvallende overgang was er eerder van PvdA-minister Hofstra, begin jaren zestig, naar de top van het Verolme-concern, waaruit kan worden afgeleid dat ook sociaaldemocraten soms hun weg naar het bedrijfsleven weten te vinden.

Traditioneel lijkt de financiële sector het meest bereid oud-politici aan te trekken. Recente voorbeelden zijn Gerrit Zalm en Joop Wijn (ABN Amro), maar onder anderen de ministers Roelof Nelissen (ABN), Onno Ruding (Citicorps Bank) gingen hen voor. Oud-Tweede Kamerlid Bibi de Vries is bij Achmea verzekeringen gaan werken.

Voor politici in het algemeen en oud-bewindslieden in het geldt dat de zorgsector steeds meer aantrekkingskracht lijkt uit te oefenen. Recente voorbeelden zijn André Rouvoet, die voorzitter werd van Zorgverzekeraars Nederland en Wouter Bos die bij KPMG bezighoudt met de financiering van de zorgsector. Het oud-CDA-Kamerlid Jan de Vries is directeur van MEE Nederland (ondersteuning van mensen met een beperking) geworden. Agnes Kant werkt nu bij Lareb, een onderzoekscentrum over bijwerking van geneesmiddelen. Roger van Boxtel (Menzis) en Hans Wiegel (ZN) gingen hen voor.

Belangenvertegenwoordiging

Oud-politici komen wel vaker terecht bij belangenorganisaties. Recentelijk ging VVD-Kamerlid Ineke Dezentjé Hamming naar de organisatie van metaalwerkgevers. Eerder waren oud-ministers als Van Veen, Andriessen en Ruding voorzitter van VNO/NCW. Vanuit de organisatie van metaalwerkgevers stapte in 1998 CDA’er Hans van den Akker over naar de Tweede Kamer, maar hij bleef daarin slechts één periode.

Voor zowel functies in het bedrijfsleven als werkzaamheden bij belangenorganisaties lijkt te gelden dat een uitgebreid netwerk een belangrijke pre is. Dat op zich is echter niet voldoende. Een specifieke vooropleiding (economie) of relevante kennis van de sector zijn zeker als het om managementfuncties gaat bijna onmisbaar.

Van de huidige Tweede Kamerleden heeft een tiental een economische opleiding gevolgd en zijn er twee met een bedrijfskundige achtergrond. Als we ervan uitgaan dat zij de meeste kans maken om in het bedrijfsleven terecht te komen, dan gaat het dus om kleine aantallen. Uit het bedrijfsleven was in de afgelopen de periode circa vijftien procent van de leden afkomstig. Voor het merendeel ging het echter om functies op het niveau van het middenkader. Blijkbaar is dat – zelfs in combinatie met politieke ervaring – onvoldoende voor doorstroming naar topfuncties in  het bedrijfsleven.

Conclusie

Het is goed denkbaar dat bijvoorbeeld Jan Kees de Jager of Melanie Schultz (en wie weet ook Mark Rutte) na een verblijf in de politiek overstappen naar het bedrijfsleven. Ook zij zullen dan uitzonderingen zijn, omdat de publieke en semipublieke sector nogal meer trekt. Dat heeft met de achtergrond van veel politici te maken, maar uiteraard ook met de wensen van het bedrijfsleven. Aan die wensen lijken politici slechts sporadisch te kunnen voldoen.

Een overstap van de politiek naar het bedrijfsleven blijft, zeker waar het Tweede Kamerleden betreft, uitzonderlijk. Vraag is of, en zo ja, hoe erg dat is.