Stemmen met de voeten. Het demonstratieve vertrek van Kamerleden uit de vergaderzaal

PvdA-fractie verlaat vergaderzaal

PvdA-fractie verlaat uit protest de vergaderzaal
Bron: Jan Willem Brouwer en Peter van der Heiden (red.), Het kabinet-Drees IV en Beel II (1956-1959). Het einde van de rooms-rode coalitie. (Den Haag 2004)

Anne Bos (CPG) en Bert van den Braak (PDC)

Het vertrek van de PVV-fractie op 26 maart 2009 tijdens het debat over de uitkomst van het coalitieberaad over de maatregelen om de crisis te bestrijden, was niet uniek. Eerder deden in de Tweede Kamer de fracties van CPN, VVD en Boerenpartij het zelfde. Ook de SGP-fractie liep eens weg, maar dat was niet bij een debat. In 1958 verliet zelfs de gehele linkse oppositie (toen PvdA en CPN) de vergaderzaal, waardoor het quorum ontbrak. En in 1988 boycotten alle linkse oppositiepartijen een debat in de Eerste Kamer dat tussen Kerst en Oudjaar plaatsvond. Wilders verklaarde in 2009 er niet voor 'Piet Snot' bij te willen zitten, nadat CDA-fractievoorzitter Van Geel had gezegd dat er weinig ruimte was om nog iets aan de plannen te wijzigen. De redenen voor weglopen, verschilden overigens nogal.

De eersten die 'met de voeten stemden, waren SGP’ers Kersten en (dominee) Zandt. Zij verlieten in februari 1939 de vergaderzaal toen de Tweede Kamer de overleden paus Pius XI herdacht.

De handelwijze van de PVV uit 2009 kwam overeen met die van de VVD in juli 1955. Die fractie had overigens nog wel deelgenomen aan het debat en liep pas weg bij de stemmingen. Na een kabinetscrisis over de huur- en belastingwetgeving was er een succesvolle lijmpoging gedaan. De coalitiepartijen bereikten daarbij een compromis en het kabinet kwam met een nieuw voorstel. De oppositie had toen vrijwel niets meer in te brengen.

Toen er over de amendementen moest worden gestemd, zei VVD-fractievoorzitter Oud: "Mijnheer de Voorzitter! Ik wil de Kamer mededelen, dat mijn politieke vrienden en ik ons niet langer opgewekt voelen, aan deze beraadslagingen deel te nemen, omdat wij volkomen begrijpen, dat deze openbare beraadslaging geen betekenis meer heeft na de compromissen, die binnenskamers door de vier partijen, die de Regeringsmeerderheid vormen, zijn gesloten. Wij hebben volkomen het gevoel, dat wij hier zitten voor spek en bonen, en aangezien wij daarin geen lust hebben, zullen mijn politieke vrienden en ik aan de verdere behandeling niet deelnemen. De uitkomst is toch tevoren verzekerd."

(Handelingen TK, 8 juli 1955)

In december 1955 verliet de CPN-fractie de vergadering, nadat eerst stemming over een ordevoorstel was gevraagd. De opzet was om de vergadering te laten sluiten vanwege het ontbreken van het quorum en dat lukte ook. De CPN was boos dat zij onvoldoende tijd had gekregen bij de replieken over de begroting voor Sociale Zaken, met name over het loonbeleid. Toen bij de stemming bleek dat er slechts 41 van de 100 leden aanwezig waren, moest de vergadering worden gesloten.

Een ernstig conflict deed zich voor kort na de val van het vierde kabinet-Drees in december 1958. Het kabinet viel over aanneming van een amendement dat de werkingsduur van een belastingmaatregel beperkte. Het kabinet vroeg daarop om schorsing van de beraadslaging. Tweede Kamervoorzitter Kortenhorst stelde een week later voor de behandeling voort te zetten. Minister Hofstra voelde niets voor de behandeling en liet zelfs weten daarbij niet aanwezig te zullen zijn. De aanwezigheid van de minister was volgens Kortenhorst niet noodzakelijk: "De Kamer is in ons staatsbestel autonoom en soeverein; zij beslist dus zelfstandig." PvdA-fractievoorzitter Burger protesteerde met klem. Hij noemde het voorstel van de Voorzitter zonderling.

Het voorstel van de Voorzitter werd met 71 tegen 44 stemmen aangenomen. De fracties van PvdA en CPN (met uitzondering van Marcus Bakker) verlieten hierop de zaal. In de Handelingen is het demonstratieve vertrek van de sociaaldemocraten niet terug te vinden. Er staat slechts dat de vergadering voor enige tijd wordt geschorst.

Bij de stemming over het wetsvoorstel bleek dat nog slechts 73 leden aanwezig waren, waardoor de vergadering vanwege het ontbreken van het quorum moest worden gesloten.

(Anne Bos, Peter van Griensven en Peter van der Heiden, ‘de val van het kabinet’, in: Jan Willem Brouwer en Peter van der Heiden (red.), Het kabinet-Drees IV en Beel II (1956-1959). Het einde van de rooms-rode coalitie. (Den Haag 2004) p. 284-286 en HTK 1958-1959, p. 510-512)

Op 4 april 1968 vertrok de fractie van de Boerenpartij bij de stemmingen na het debat over de onverbindendverklaring van de bouw-CAO. Boerenpartijlid Kronenburg wilde een stemverklaring afleggen, maar niet deelnemen aan de stemming. Hij vroeg de Voorzitter de Boerenpartij gelegenheid te geven zich te verwijderen uit de vergaderzaal. De voorzitter zei: "U doet maar wat u belieft te doen. Ik wens u wel thuis!" Kronenburg zei daarop: "Wij gaan!"