'Geen flauw idee'

Leon van Damme, onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis

‘Ik heb geen flauw idee.’ Minister Kok van financiën wilde zelfs niet hardop nadenken over de mogelijkheid dat Nederland uit de eurozone zou stappen. Uit de debatten in de Tweede Kamer rond het Verdrag van Maastricht – opengeslagen door Leon van Damme, onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis in Nijmegen - blijkt dat de regering vooral niet over negatieve scenario’s wilde speculeren. ‘Laat ons nu niet een uitstraling aan dit debat geven alsof wij bij wijze van spreken nu de problemen voor over een X-aantal jaren staan te organiseren’, zei Kok in een debat met de SGP’er Van Dis.

De invoering van de euro

Een specifiek debat over de invoering van de euro heeft in de Tweede Kamer niet plaatsgevonden. Dat blijkt uit de Handelingen van de Tweede Kamer. Er is uiteraard wel gedebatteerd over het Verdrag van Maastricht. In dit verdrag waren diverse afspraken opgenomen om de Europese Economische en Monetaire Unie gefaseerd tot stand te brengen.

Het Verdrag van Maastricht werd op 7 februari 1992 door de toenmalige lidstaten van de EG ondertekend. Op 15 en 16 december 1995 besloten de lidstaten in Madrid dat de gemeenschappelijke munt `euro' zou gaan heten. Ook daarover is gedebatteerd. Deze debatten vonden plaats ruim voordat Geert Wilders in de Tweede Kamer verscheen. Hij deed zijn intrede in 1998.

Het standpunt van de VVD-fractie - waarvan Wilders aanvankelijk deel uitmaakte - was duidelijk: De EMU/euro beschouwde de fractie als één van de kerntaken van de EG en als een logisch vervolg op de interne markt. Wel hamerde De Korte, woordvoerder namens de VVD, erop dat de criteria waaraan lidstaten dienden voldoen zeer strikt dienden te worden toegepast. "Ons nationale voordeel bij één Europese munt smelt weg als wij moeten fuseren met landen die hun geld over de balk smijten." Alleen landen die voldoen aan de voorwaarden van een stabiel economisch beleid komen voor toetreding tot de munt in aanmerking.

Maar wat als de lidstaten niet konden (blijven) voldoen aan de begrotingseisen? Minister van Financiën en vicepremier Kok antwoordde hierop: “Verschillende Kamerleden hebben geïnformeerd naar mogelijke problemen bij uiteenlopende economische ontwikkelingen en ook naar de ruimte voor conjuncturele schommelingen in het budget. Het verdrag laat daar ruimte voor. Het laat ook ruimte voor medewerking aan het aspect van een zekere ongelijktijdigheid in de conjuncturele ontwikkeling. Uitgangspunt is wel dat lidstaten voldoen aan het 3%-plafond of daar in voldoende tempo naartoe gaan.

De heer Ybema (D66) stelde in dat verband ook de vraag: als men boven 3% zou zijn en er zijn van jaar tot jaar bepaalde schommelingen - het ene jaar wat omhoog en het andere wat omlaag - wat is dan de afweging die gemaakt wordt bij de beoordeling van de vraag of een land wat betreft de reductie van het tekort goed op koers is? De trefwoorden hierbij zijn: tempo, trend en niveau, waarbij ook conjuncturele overwegingen kunnen worden betrokken bij de beoordeling."

Het is opvallend dat in de debatten alleen over eventuele toetredingseisen werd gesproken en nauwelijks nagedacht werd over eventuele uittredingen. Aan negatieve scenario's dacht men liever niet, getuige het debatje tussen Kok en Van Dis van de SGP:  "Minister Kok: Er mag op geen enkele wijze een ruis gaan ontstaan, dat Nederland voor een halve uitstapmogelijkheid heeft gekozen. Daarvan kan in geen enkel opzicht sprake zijn.

De heer Van Dis (SGP): Ik ben het eens met de stelling dat als Nederland eenmaal "ja" heeft gezegd tegen het verdrag, wij niet naderhand, als het ons niet uitkomt, kunnen zeggen: wij moeten er weer uitstappen. Wat gebeurt er echter op het moment wanneer, bij het te zijner tijd voorleggen van het kabinetsstandpunt met betrekking tot hetgeen er moet gebeuren, de Kamer het niet eens is met de regering? Hoe gaat de procedure dan verder? Betekent het, dat er net zo lang onderhandeld moet worden totdat..., hoe gaat het dan?

Minister Kok: Ik heb geen flauw idee, hoe het dan gaat. Ik ken namelijk de situatie van dat moment niet. Ik kan mij wel een paar casusposities voorstellen. De heer Van Dis (SGP): Wij moeten het ons toch op de een of andere manier een klein beetje kunnen indenken? Minister Kok: Het is net als met statuten. Die worden ook vaak geschreven voor situaties die zich nooit voordoen. Laat ons nu niet een uitstraling aan dit debat geven alsof wij bij wijze van spreken nu de problemen voor over een X-aantal jaren staan te organiseren."

Het Verdrag van Maastricht werd in beide Kamers gesteund door VVD, D66, PvdA en CDA.

maart 2012