Inkrimping van het aantal ministeries was een ongelukkige greep

Roel Bekker, voormalig topambtenaar en sinds 2007 hoogleraar arbeidsverhoudingen bij de overheid aan de Universiteit Leiden

Een merkwaardig soort Selbsthasz teistert zo nu en dan politici. Hoe minder ministers (en ook Kamerleden), hoe beter, lijkt hun doel te zijn, waarbij men nog net niet uitkomt op slechts één minister. Maar wel op het minste aantal ministers van alle EU-landen. Men denkt misschien dat minder politici automatisch leidt tot een kleinere overheid. Bovendien bevredigt een reductie van het aantal ministers het algemene volksgevoel over politici. Zoals gezegd, neemt Nederland zo langzamerhand de onderste plaats in als het gaat om het aantal ministers. Dus we functioneren hier wel als gidsland. Maar het is de vraag of dat verstandig is. Allereerst: als je alleen het aantal politici terugbrengt, neemt de hoeveelheid politiek werk niet automatisch af. Die grote hoeveelheid werk moet dus gedaan worden door minder mensen. Onvermijdelijk leidt dat er toe dat politiek werk op het bordje van topambtenaren komt te liggen. En daar hoort het niet. Gevolg kan ook zijn dat men die topambtenaren gaat selecteren op hun politiek kwaliteiten en niet op hun ambtelijk vakmanschap. Een volgend nadeel is dat de span of control erg groot wordt. Waar overal in de publieke sector fusies worden teruggedraaid, worden ze bij ministeries juist gestimuleerd, met logge bureaucratische monsters als gevolg. ELI is volgens de rapportage van BZK groter dan de optelsom van EZ en LNV! Een derde nadeel: politieke werkzaamheden in onderraden en in overleg met de Tweede Kamerkomen in de knel. De vorige voorzitter van de Tweede Kamer klaagde hier al over. En onze belangenbehartiging in het buitenland en met name Brussel gaat achteruit. Men kan op politiek niveau onvoldoende acte de présence geven in de gremia die er toe doen. Selbsthasz is vaak een slechte leidraad, en ook hier.