Vredesmissies

Een vredesmissie is een internationale militaire operatie waarbij verschillende landen actief zijn. Het doel is om in een gebied waar een conflict woedt vrede te bewerkstelligen of te behouden. Vaak vervullen de Verenigde Naties of de NAVO de rol van opdrachtgever, maar het kan ook voorkomen dat de regering van een land getroffen door geweld zelf om hulp vraagt en krijgt.

Nederland wil bij het inzetten van een vredesmissie stabiliteit bieden tegen criminaliteit en terrorisme, en vrede en veiligheid herstellen. Deze doelen zijn, als het ware, puzzelstukjes die in elkaar overlopen: door wereldwijd veiligheid te creëren, valt de voedingsbodem weg voor grensoverschrijdende criminaliteit, drugshandel en migratiestromen. In Nederland is de inzet van de krijgsmacht bij international vredesmissies grondwettelijk vastgelegd. In 2016 leverde de Nederlandse krijgsmacht een kleine 1.000 militairen voor grote en kleinere missies in het buitenland.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Soorten missies

Naar klassiek model kan een vredesmissie waarnemend, vredeshandhavend of vredesafdwingend van aard zijn. De praktijk leert echter dat deze categorieën vaak overlappen en vertroebelen wanneer de militairen ter plaatse een divers takenpakket hebben. In de archieven worden daarom meer specifieke typeringen aan vredesmissies toegekend. De Nederlandse regering maakt daarom onderscheid tussen de volgende soorten missies:

  • Anti-piraterij operatie: tegengaan van piraterij en het beschermen van schepen, voornamelijk rondom de Somalische kust;
  • Embargo: missie waarbij militairen toezien op de handhaving van no-fly zones en wapenembargo's;
  • Humanitair: een interventie waarbij inbreuk gepleegd wordt op de soevereiniteit van een land om de lokale bevolking te beschermen tegen massale mensenrechtenschendingen. Humanitaire missies zijn nauw verbonden met het concept Responsibility to Protect (R2P, Verantwoordelijkheid tot Bescherming);
  • - 
    Peace enforcing (vredesafdwingend): missie waarbij (in de meeste gevallen) de VN-Veiligheidsraad toestemming geeft aan een internationale coalitie om een staakt-het-vuren te forceren door middel van geweld;
  • Peacekeeping (vredeshandhavend): parapluterm voor missies die onder andere als doel hebben de vrede in een land te bewaken, het politieke proces te vergemakkelijken, burgers te beschermen en te helpen bij ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van oud-strijders;
  • Non-combatant evacuation operation: operatie waarbij een land militairen inzet om zijn eigen burgers uit een conflictgebied te halen;
  • Ontmijnen: het ontmantelen en onschadelijk maken van mijnen in conflictgebieden;
  • Security sector development (SSD): het hervormen of herbouwen van de veiligheidssector in een land. Hierbij moet, bijvoorbeeld, gedacht worden aan het trainen van lokale troepen.
  • Verdediging NAVO-verdragsgebied: wanneer een land beroep doet op artikel 5 van het NAVO-verdrag omdat haar soevereiniteit is geschonden, dienen alle NAVO-bondgenoten in actie te komen het land in kwestie uit de brand te helpen.
  • Waarnemingsmissie: missie waarbij ongewapende militairen controleren of vredesakkoorden in een voormalig crisisgebied nageleefd worden.

2.

Juridisch kader

Een aantal artikelen uit de grondwet over het inzetten van de Nederlandse krijgsmacht bij internationale vredesmissies zijn belangrijk om uit te lichten:

  • Artikel 90: "De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde."
  • Artikel 97: "Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht."
  • Artikel 100: "De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de international rechtsorde."

De informatievoorziening aan de Staten-Generaal gebeurt via de zogenoemde artikel 100-brief. Artikel 100 verplicht de regering ook om de Staten-Generaal te informeren wanneer het mandaat of de duur van de Nederlandse inzet bij een vredesmissie uitgebreid wordt. Artikel 100 is niet van toepassing wanneer de inzet van Nederlandse eenheden bij internationale missies gebeurt onder artikel 5 van het NAVO-verdrag, artikel 42.7 van het Verdrag van de Europese Unie of artikel 51 van het VN Handvest. Desondanks zal de regering streven om ook bij dit soort missies de Staten-Generaal te informeren over de nodige details. Over het algemeen geschiedt de informatievoorziening over deelname aan een vredesmissie door middel van een zogenoemde artikel 100-brief.

Artikel 100 in de Grondwet verschilt van artikel 96, dat gebruikt wordt wanneer Nederland de oorlog wenst te verklaren. Hier is wel toestemming van de Staten-Generaal voor nodig. De artikel 100-procedure is pas in 2000 in de Grondwet opgenomen. GPV-Kamerlid Van Middelkoop, die de bijbehorende motie in 1994 introduceerde, vond dat Nederlandse militairen alleen op verre, gevaarlijke missies gestuurd konden worden wanneer er breed draagvlak in de Kamer was. Dit 'brede draagvlak' is niet in artikel 100 opgenomen, maar in de praktijk houden de beleidsmakers dit wel in hun achterhoofd.

Toetsingskader

De besluitvorming over de uitzending van militairen wordt sinds 1995 ondersteund door een toetsingskader, opgesteld door ministers Van Mierlo en Voorhoeve. Het kader bestaat uit 14 punten die de financiële en militaire haalbaarheid van een uitzending beter in kaart brengen.

3.

Historische ontwikkeling, mijlpalen

Jaar

Mijlpaal

Context

2000

Invoering van artikel 100 in de Nederlandse grondwet

 

1995

Falende vredesoperatie

Val van Srebrenica tijdens Balkanoorlog

1956

Eerste vredehandhavende missie waarbij soldaten bewapend waren

United Nations Emergency Force (UNEF), Suez crisis, Egypte

1950

Eerste vredesafdwingende missie

Koreaanse oorlog

1948

Eerste vredeshandhavende missie

United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO), monitoren van wapenstilstand in de Arabisch-Israëlische oorlog

1935

Eerste waarnemingsmissie

Toezicht bij plebisciet Saarland

5.

Aandachtspunten en kritiek

Internationaal doet Nederland voornamelijk mee aan missies onder leiding van internationale organisaties en opereert het zelden of nooit op eigen initiatief. In 2004 hebben de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie in een Kamerbrief hier hun voorkeur voor uitgesproken. De belangrijkste aandachtspunten voor de hedendaagse bewindspersoon komen dan ook voort uit de multilaterale achtergrond van deze vredesmissies. Het eerder genoemde toetsingskader bij artikel 100 biedt voor de Nederlandse regering een goed platform om de verschillende aandachtspunten onder de loep te nemen.

Een aantal (VN-)vredesmissies in het verleden is mislukt omdat die uitgerust waren met een te zwak mandaat. Een bewindspersoon dient ook te beseffen dat wanneer een missie om deze reden mislukt, de politieke verantwoordelijkheid op hem of haar valt. Ook moet er gedacht worden aan de risico's die bestaan voor de militairen ter plaatse, door bijvoorbeeld klimatologische, sanitaire en medische omstandigheden, of door de aanwezigheid van landmijnen en gevaarlijke stoffen. De kans bestaat dat in gevaarlijke omstandigheden Nederlandse militairen komen te overlijden.

De participatie van vrouwen, de impact van een vredesmissie op vrouwen en andere aspecten van genderbeleid vormen ook een belangrijk aandachtspunt bij de eventuele deelname aan een vredesmissie.

Tegenstanders van vredesmissies, zowel op het publieke als het politieke vlak, vinden dat vredesmissies vaak te veel geld kosten. Daarbij komt dat er te weinig geld beschikbaar is. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat het strijdkrachten bij vredesmissies ontbreekt aan de nodige observatie- en communicatiemiddelen met geldgebrek als achterliggende reden.

Oud-minister van Defensie Joris Voorhoeve heeft hedendaagse vredesmissies bekritiseerd omdat ze te weinig aandacht zouden besteden aan de hervorming van politie en justitie in het land waar ze actief zijn. Wanneer dit niet gebeurt, bestaat er een grote kans dat het conflict opnieuw uitbreekt na afloop van een vredesmissie. Een ander terugkerend probleem dat vredesmissies kwelt en hun imago geen goed doet zijn de meldingen van seksueel misbruik waar VN-soldaten vaak van beschuldigd worden: in 2015 kwamen er 99 meldingen binnen, het jaar daarvoor 80. Ook Nederlandse soldaten die actief waren in Angola in de jaren negentig zijn daar seksuele relaties met minderjarigen aangegaan. Volgens onderzoekers is dit het gevolg van de patriarchale machtspositie die soldaten denken te hebben.

6.

Best practice

Een succesvolle VN-missie waaraan Nederland een bijdrage heeft geleverd was UNMIL in Liberia. Na het aannemen van VN-resolutie 1509 in de Veiligheidsraad werd in het land een waarnemingsmissie bestaande uit 15.000 militairen gestationeerd. Zij had als taak de situatie te monitoren na het vertrek van ex-president Charles Taylor en het ondertekenen van het Comprehensive Peace Agreement, dat een einde moest maken aan de Tweede Liberiaanse burgeroorlog.

Terwijl de blauwhelmen van de VN (waaronder 270 Nederlanders tussen eind 2003 en begin 2004) werkten aan de ontwapening en demobilisatie van oud-strijders, konden de VN en andere internationale organisaties de basisdiensten in het land, zoals de gebrekkige infrastructuur, herstellen ten behoeve van het Liberiaanse volk. Dat in 2006 de democratisch gekozen Ellen Johnson-Sirleaf aan de macht kwam (de eerste vrouwelijke president in Afrika) was een teken dat het werk van UNMIL zijn vruchten begon af te werpen. Het succes van deze missie kan wellicht gezocht worden in de mankracht waarmee de VN in Liberia handelde en de duidelijke taakverdeling die onder de strijdkrachten was afgesproken.

7.

Bad practice

Een noemenswaardige, mislukte vredesmissie waar Nederland direct bij betrokken was UNPROFOR (1992-95) in voormalig-Joegoslavië. De missie moest het staakt-het-vuren dat gesloten was in 1992 handhaven. De VN had in het gebied een aantal 'safe areas' aangewezen waarbij de troepen moesten toezien dat de bevolking in deze safe areas beschermd werden. Het moslimstadje Srebrenica, dat vanaf maart 1994 onder toezicht stond van een Nederlands bataljon (Dutchbat), was daarvan een voorbeeld.

De enclave werd al een hele tijd geteisterd door aanvallen van Bosnische Serviërs, en door een strategische misschatting van UNPROFOR wisten deze troepen de enclave in te nemen en de Nederlanders te verjagen. Dutchbat kon nog wel veel vrouwen en kinderen evacueren uit de enclave, maar duizenden moslimmannen werden vermoord door de Serviërs. Deze vredesmissie was een schrijnend voorbeeld van gebrek aan militaire en politieke daadkracht. Dat de EU en de NAVO na UNPROFOR uitkomst boden door de Balkanoorlog tot een einde te brengen zegt veel over de besluitvoering binnen de VN. Als de missies in Srebrenica en Liberia met elkaar vergeleken worden, kan er geconcludeerd worden dat een groot troepenaantal niet per se het verschil hoeft te maken. Aan de andere kant is goede voorbereiding en een duidelijk mandaat wel van enorm belang.

8.

Deskundigen

Christ Klep
Dr. Christ Klep

Hoofdfunctie:
Docent, Universiteit Utrecht

Specialisatie:
Militair historicus

 
Jaïr van der Lijn
Dr. Jaïr van der Lijn

Hoofdfunctie:
Senior onderzoeker Clingendael en Stockholm International Peace Research Institute

Specialisatie:
Security and terrorism; geopolitical analysis

 
Sami Faltas
Dr. Sami Faltas

Hoofdfunctie:
Universitair docent, Rijksuniversiteit Groningen

Specialisatie:
Veiligheidsbeleid; wapenbeheersing; vredesopbouw

9.

Meer informatie

Voor meer informatie over de Nederlandse inzet bij internationale vredesmissies kunt u ook terecht bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie via nimh@mindef.nl.