Drees euroscepticus?

Bert van den Braak, wetenschappelijk medewerker aan het Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit Leiden.

Lange tijd bestond het beeld dat Willem Drees weinig op had met de Europese samenwerking. Vooral partijgenoten als Van der Goes van Naters en Mansholt schilderden hem af als tamelijk 'provinciaal'. Uit het laatste deel van de Drees-biografie van Hans Daalder en Jelle Gaemers blijkt dat op dat beeld wel het nodige is af te dingen.

Al tijdens de Bezetting toonde Drees zich voorstander van re-integratie van Duitsland in een democratisch West-Europa. Toen er in 1950 concrete plannen kwamen, met name over Europese samenwerking op het gebied van kolen en staal, was Drees daar echter slechts gematigd enthousiast over. Hij zag uiteraard dat door de samenwerking tussen met name Frankrijk en Duitsland herhaling van de geschiedenis kon worden voorkomen. Maar anderzijds was hij geen voorstander van een volledig supranationale opzet bij de Europese samenwerking.

Er was zelfs sprake van scepsis bij Drees toen er in 1952 uitwerking werd gegeven aan een Frans plan om tot een Europese Defensiegemeenschap te komen. Belangrijk doel daarvan was de integratie van Duitsland in het westelijke militaire blok. Het verzet van Drees richtte zich vooral tegen plannen om te komen tot verdergaande politieke samenwerking in de vorm van een Europese Politieke Gemeenschap. Van die plannen zou overigens niets terechtkomen.

Bij de vorming van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) had Drees met name twijfel over de mogelijkheid om tot supranationale organen te komen, zoals een Europees parlement dat echt macht had. Tegen die organen op zich had hij geen bezwaar, maar hij betwijfelde of die wel over voldoende bevoegdheden zouden beschikken. Twijfel had hij ook over de mogelijk te protectionistische opzet van de EEG, die nadelig kon zijn voor de Nederlandse handel. In februari 1957 was hij als premier echter nauw betrokken bij de besprekingen die uiteindelijk tot de EEG leidden en werkte hij daaraan mee.

Daalder noemt het beeld dat Drees tegenstander was van Europese integratie en dat hij feitelijk een 'klein-Nederlander' was, onjuist of zelfs vals. Het beeld is in belangrijke mate bepaald door tijdgenoten (en partijgenoten) die veel verder wilden gaan bij de Europese integratie dan feitelijk nationaal en internationaal haalbaar was. Je zou kunnen zeggen dat Drees realistischer was dan zij. De noodzaak tot Europese integratie erkende hij, ook als dat niet geheel spoorde met de Atlantische samenwerking en zonder de betrokkenheid van het Verenigd Koninkrijk.

Veeleer streefde Drees naar waarborgen binnen de Europese samenwerking tegen overheersing door Frankrijk en/of Duitsland, en naar het veiligstellen van de Nederlandse handelsbelangen. Hij was geen federalist, maar onmiskenbaar is het zo dat de grote stappen naar Europese samenwerking juist tijdens door hem geleide kabinetten werden gezet. Tegenstander van Europese integratie was hij dan ook allerminst.

Deze bijdrage verscheen in 'De Hofvijver' nr. 42, d.d. 19 mei 2014.