Veel media aandacht, lage opkomst, hoe kan dat?

Philip van Praag is politicoloog en schreef met Kees Brants Media macht en politiek, de verkiezingscampagne van 2012.

‘De provinciale statenverkiezingen brachten een aardverschuiving teweeg,(...) met D66 als grote winnaar en de PvdA als gigantische verliezer.(...) Het opkomstpercentage was extreem laag.’

Deze opmerkingen gaan niet over de afgelopen statenverkiezingen, ze zijn ontleend aan ‘Verkiezingen zonder mandaat’ een van de weinige politicologisch studies die ooit aan de statenverkiezingen zijn gewijd. Het betreft een analyse van ruim twintig jaar geleden over de verkiezingen van maart 1991, toen PvdA en CDA samen regeerden. De opkomst daalde toen van 66 naar 52 procent. Dit jaar zakte de opkomst eveneens sterk, van 56 naar 47 procent. De sterke daling bij beide verkiezingen heeft een vergelijkbare achtergrond? 

Opkomst

De opkomst bij statenverkiezingen is een bekend probleem. Al in de jaren twintig van de vorige eeuw maakten partijen zich zorgen over het gebrek aan belangstelling voor de provinciale politiek. Het belang van het inzetten van landelijke politici met landelijke thema’s werd al in een vroeg stadium onderkend. Zo was in 1935 het crisisbeleid van de regering Colijn inzet van de verkiezingen. Tot grote schrik van velen werd de NSB van Mussert de winnaar met acht percent, het electorale hoogtepunt van de nationaal-socialisten. Ruim dertig jaar later, op 22 maart 1966 werd onder leiding van Ferry Hoogendijk een van de eerste verkiezingsdebatten gehouden op de televisie. 

In het kader van de statenverkiezingen discussieerden vijf landelijke fractievoorzitters toen over ‘echte’ provinciale thema’s als de toekomst van de monarchie en het gevaar van provo. Ongekend fel was ook de statencampagne van 1978, enkele maanden na de beëdiging van het CDA-VVD kabinet van Van Agt en Wiegel. Den Uyl en de PvdA gingen ‘in beroep bij de kiezers’ tegen het onrecht dat hun partij zou zijn aangedaan: ondanks de grote overwinning bij de verkiezingen van 1977 had het CDA er voor gekozen met de VVD te gaan regeren. In 1978 resulteerde dat in een zeer hoge opkomst van bijna 80 procent. De hoogste opkomst sinds de afschaffing van de opkomstplicht in 1970. 

De campagne van vier jaar geleden past in dit beeld. De regeringspartijen CDA en VVD en de gedoogpartij PVV maakten het behoud van hun meerderheid in de Eerste Kamer tot inzet van de verkiezingen. De harde campagne zorgde voor een stijging van de opkomst met tien punten tot 56 procent. De campagne van 1991 steekt schril af bij deze sterk nationaal ingekleurde verkiezingen. Het NOS-journaal en de kranten toonden in dat jaar weinig interesse, speciale uitzendingen en televisiedebatten waren er niet en landelijke politici als Lubbers en Kok namen nauwelijks deel aan de campagne. De dramatische daling van de opkomst werd hieruit verklaard, ten onrechte. 

Media

De media kan zeker niet verweten worden de statencampagne van 2015 te hebben genegeerd. Als vervolg op de recente campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen vochten de omroepen om het mogen organiseren van debatten en liepen de landelijke politici weer studio in en uit om op te treden in talkshows. Maar liefst vijf debatten werden er uitgezonden op de landelijke televisie, soms triomfantelijk aangekondigd als een ‘freefight op het scherpst van de snede’. De polonaise ontbrak maar Pechtold was niet te beroerd om de macarena te dansen en Rutte was net als in 2012 te gast bij RTL-boulevard. Ook op een ander punt was deze campagne een voortzetting van de campagne van 2012, waarin voor Nederlandse begrippen massaal geadverteerd werd door partijen. 

De televisiespotjes van VVD, PvdA, SP en D66 kwamen weer met grote regelmaat voorbij. Provinciale thema’s schitterden door afwezigheid, zowel de regeringspartijen VVD en PvdA, de constructieve oppositie en partijen als de SP en de PVV maakten het regeringsbeleid tot inzet van de verkiezingen. Nederland zag een van de meest ‘genationaliseerde’ en dure statencampagnes uit haar geschiedenis. Het kon de kiezers niet verleiden om massaal naar de stembus te gaan. De reden is simpel. Een felle landelijke campagne en veel media aandacht is belangrijk, maar niet voldoende. 

De landelijke politieke keuze die de kiezers wordt voorgelegd moet duidelijk zijn, de links-rechts tegenstelling uit 1978 en 2010 was dat. Een coalitie van twee partijen die elkaar eerder fel bestreden hebben en gesteund worden door een bont scala van andere partijen creëert echter verwarring. Kiezers die het politieke landschap niet kunnen overzien of niet meer begrijpen blijven thuis. Dat was in 1991 het geval en nu weer. Dure campagnes en veel aandacht van de media kunnen dat niet verhelpen.