De Britse verkiezingen: versnippering?

Stijn van Kessel is Lecturer in Politics aan Loughborough University, VK, en Alexander von Humboldt Stiftung Postdoctoral Fellow aan de Heinrich-Heine-Universität Düsseldorf, Duitsland. Hij is de auteur van het recent verschenen boek ‘Populist Parties in Europe: Agents of Discontent?’ (Palgrave Macmillan).

De Lagerhuisverkiezingen van 7 mei 2015 illustreren vermoedelijk het verval van het Britse tweepartijensysteem'. 

Waar de Provinciale Statenverkiezingen van 18 maart jongstleden op een verdere versplintering van het Nederlandse politieke landschap wijzen, zo is een vergelijkbare trend zichtbaar in het Verenigd Koninkrijk. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid opnieuw blijken op 7 mei. Dan vinden nieuwe Britse verkiezingen plaats waarin de 650 zetels van het Lagerhuis (House of Commons) opnieuw worden verdeeld.

De Britse naoorlogse politiek werd lang gedomineerd door twee partijen: het centrum-linkse Labour en de centrum-rechtse Conservatives. Hoewel beide partijen sinds de jaren zeventig meer electorale concurrentie te verduren kregen van de sociaal liberale Liberal Party (later: Liberal Democrats) en de regionale partijen in Schotland en Wales – daarbij de politieke ontwikkelingen in Noord-Ierland buiten beschouwing latend – werden alle regeringen tot 2010 gevormd door één van de twee dominante partijen. In de Lagerhuisverkiezingen van 2010 behaalde geen van beide partijen echter een parlementaire meerderheid en de Conservatives werden gedwongen een coalitie te vormen met de ‘LibDems’. De kans is aanzienlijk dat ook de aanstaande verkiezingen zullen resulteren in een zogenaamd ‘hung parliament’. 

Peilingen

De Conservatives en Labour zijn volgens recente peilingen in een nek-aan-nekrace verwikkeld met elk een geschatte 31 tot 35 procent van de stemmen. Labour stond in de afgelopen jaren nog op ruime voorsprong, mede door de impopulaire bezuinigingsmaatregelen van de door premier David Cameron geleide coalitieregering. De Britse economie is echter flink gaan draaien en dit is vooral een electorale opsteker voor de Conservatives, welke door de Britse kiezers op economisch terrein het meest competent geacht worden. Labour heeft daarbij te kampen met een leider, Ed Milliband, die tot op heden een wankele indruk heeft gemaakt in zijn mediaoptredens en de bijnaam ‘Odd Ed’ heeft verworven. De partij heeft moeite om haar linkse koers aan de man te brengen. Tenslotte heeft Labour ook concurrentie te duchten van de Scottish National Party (SNP) die sinds het Schotse onafhankelijkheidsreferendum van september 2014 – dat resulteerde in een ‘no’ – alleen maar aan populariteit heeft gewonnen. Schotland was lang een Labour-bolwerk, maar het ziet er nu naar uit dat de SNP de meeste van de 59 Schotse zetels voor zich zal opeisen.

De Conservatives hebben op hun beurt vooral te duchten van de populistische en Eurosceptische UK Independence Party (UKIP) die in de peilingen rond de 15 procent van te stemmen krijgt. Deze partij opereerde voorheen in de marges van de Britse politiek, gehinderd door interne ruzies en falend leiderschap. Afgezien van haar overwinningen in ‘tweederangs’ Europese Parlementsverkiezingen wist de partij op nationaal niveau weinig indruk te maken. Onder het meest recente leiderschap van de mediagenieke Nigel Farage heeft UKIP echter aan populariteit gewonnen. Dit bleek tijdens de Europese verkiezingen van mei 2014 toen UKIP met meer dan een kwart van de stemmen de grootste partij werd. De Conservatives hebben gepoogd UKIP de wind uit de zeilen te nemen door middel van uitgesproken Eurosceptische en anti-immigratiestandpunten maar zijn er vooralsnog niet in geslaagd de opmars van UKIP te stuiten.

Districtenstelsel

Of UKIPs populariteit zich in veel Lagerhuiszetels vertaalt is echter maar de vraag – meer dan zeven of acht lijkt onwaarschijnlijk. Het districtenstelsel dat in Britse Lagerhuisverkiezingen wordt gehanteerd vormt voor kleine partijen zonder sterke regionale wortels nog altijd een aanzienlijke horde. Voor UKIP is het een lastige opgave om in veel individuele kiesdistricten een relatieve meerderheid van de stemmen te behalen. Dit geldt traditioneel ook voor de LibDems en de, in opkomst zijnde, Green Party. In die zin zorgt het kiesstelsel er voor dat de dominante positie van Labour en de Conservatives nog grotendeels behouden blijft en dat de versplintering van het partijsysteem in vergelijking met Nederland minder verregaand is. 

Coalitie

Desalniettemin wordt er flink aan de poten van het traditionele Britse partijsysteem gezaagd en is het denkbaar dat er weer een regeringscoalitie gevormd zal gaan worden. In dit geval zijn voor zowel de Conservatives als Labour de Liberal Democrats wederom de meest voor de hand liggende coalitiepartner vanwege hun centrale positie in het ideologische landschap. De partij van de geplaagde Nick Clegg kan echter rekenen op een electorale afstraffing. LibDem kiezers hebben de regeringsdeelname van de partij, en de daarbij behorende compromissen, niet in dank afgenomen. Een alternatief scenario, een formele meerderheidscoalitie tussen Labour en de SNP, is vooralsnog door deze partijen verworpen. Een Conservative-UKIP coalitie is ook onwaarschijnlijk. Dit betekent dat een minderheidsregering geleid door één van de traditioneel dominante partijen ook een optie is. Als de partijen er niet uitkomen zouden er zelfs nieuwe verkiezingen uitgescheven kunnen worden (zoals in 1974 gebeurde). 

Hoe dan ook, door het verval van het tweepartijensysteem zullen de Britten moeten gaan wennen aan een politiek die in grotere mate dan voorheen gekenmerkt wordt door compromissen en coalities. In het verleden stond het land bekend om haar sterke centrale meerderheidsregeringen die gevormd werden door één enkele partij. Naast de ‘devolutie’ van bevoegdheden naar Schotland, Wales en Noord-Ierland, doorgevoerd door Tony Blairs New Labour, is de opkomst van kleine partijen een andere indicatie van de geleidelijke aftakeling van de Britse ‘meerderheidsdemocratie’.