Kabinetscrisis in de zomer van 1972

Bert van den Braak, Parlementair Documentatie Centrum van de Universiteit van Leiden

De kabinetscrisis in 1972 kwam vrij onverwacht. Er waren wel spanningen over de loonpolitiek en de begroting, maar het kabinet-Biesheuvel, een kabinet van KVP, ARP, CHU, VVD en DS'70, was pas een jaar in functie. Er waren verschillende oorzaken voor de crisis.

De twee DS'70-ministers Drees en De Brauw waren politiek tamelijk onervaren, ook al had Drees een lange ambtelijke carrière achter zich. Hij hield in de ministerraad vaak lange betogen, wat soms tot irritatie leidde. De verhouding van De Brauw met minister van Sociale Zaken Jaap Boersma was ronduit slecht. Boersma zou later over De Brauw verklaren dat hij diens bloed wel kon drinken; ook al omdat De Brauw met nogal luide stem sprak. Boersma verweet hem onvoldoende oog voor politieke en maatschappelijke verhoudingen te hebben.

Het kabinet stond onder grote druk om de besprekingen over de begroting af te ronden en premier Barend Biesheuvel liet lang door vergaderen. Minister Nelissen van Financiën hield daarbij strak vast aan het eerder overeengekomen begrotingskader. 

Drees en De Brauw moesten binnen hun begroting bezuinigingen vinden, maar bleken zich feitelijk toch te keren tegen de eerdere afspraken. Drees vond onterecht dat hij geheel voor tekorten bij de NS moest opdraaien en De Brauw wilde niet bezuinigen op academische ziekenhuizen. De Brauw was bovendien voorstander van het beperken van de loonstijging. Hij vond dat er een loonmaatregel moest komen. Dat was een belangrijke reden voor de slechte verhouding met 'vakbondsman' Boersma. Biesheuvel steunde Boersma.

Bij DS'70 ging het verder mis in de communicatie tussen ministers en fractievoorzitter Berger. Die laatste was toen de crisis in de ministerraad dreigde, onvindbaar. Hij was bij zijn vriendin, van wie geen contactgegevens bekend waren. Zodoende konden de DS'70-ministers niet met hem overleggen wat te doen en kon Berger, een ervaren politicus, evenmin een matigende invloed doen uitgaan.

De toetreding van DS'70, dat in 1971 met acht zetels nieuw in de Tweede Kamer kwam, was noodgedwongen geweest. Zonder die partij had centrumrechts niet langer een meerderheid. DS'70 bepleitte meer bezuinigingen en was een concurrent voor met name de VVD. Die partij, onder leiding van vicepremier Molly Geertsema, was er weinig aan gelegen om DS'70 erg ter wille te zijn. Sterker: een door DS'70 veroorzaakte breuk kwam electoraal gezien niet slecht uit. DS'70 kreeg dan ook de 'zwarte piet' toegespeeld.

Zo zorgde een combinatie van verslechterde politieke verhoudingen, verstoorde persoonlijke relaties en een gebrek aan regie bij premier Biesheuvel tot een onverwachte breuk. 

Het kabinet-Biesheuvel zou vanaf augustus zonder DS'70 nog even doorregeren, maar schreef wel verkiezingen uit voor november. Die vormden de opmaat naar de komst van het kabinet-Den Uyl.