We zijn er niet bij… en is dat prima? Viva de gele kaart!

Julie d'Hondt werkt als EU-adviseur voor de Tweede Kamercommissies Economische Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Dit is geen stukje over het EK voetbal. Dat we daaraan niet meedoen kan zelfs de grootste voetbalhater niet zijn ontgaan. Nee, gele kaarten zijn ook een belangrijke factor in een ander Europees spel: dat tussen de Europese Commissie en de nationale parlementen. Hoewel Europese wetgeving in principe door Commissie, Raad en Europees Parlement wordt vastgesteld, hebben nationale parlementen sinds het Verdrag van Lissabon een officieel stokje in handen om in de wielen van de Brusselse besluitvorming te steken: de subsidiariteitstoets, beter bekend als de gelekaartprocedure. Als één derde van de nationale parlementen vindt dat wetgeving niet op Europees, maar op nationaal niveau thuishoort, dan trekken zij een zogenaamde ‘gele kaart’ en moet de Europese Commissie het voorstel heroverwegen. Een krachtig middel, want daarmee wordt de invloed van de EU in de lidstaten gecontroleerd door de democratisch gekozen vertegenwoordigers ván diezelfde lidstaten.

Desondanks is het nationale parlementen tot begin dit jaar nog maar twee keer gelukt om een gele kaart te trekken, te weten over een voorstel inzake stakingsrecht (‘Monti II’) en de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie (EOM). Het valt ook nog niet mee, zo’n subsidiariteitstoets: binnen acht weken na publicatie van een voorstel moet er een zogenaamd ‘gemotiveerd advies’ naar de Europese Commissie gestuurd worden. Een briefje met: ‘we vinden uw voorstel niks, we doen het liever zelf’, is niet voldoende: het parlement moet precies aangeven waarom het voorstel niet voldoet aan de principes van subsidiariteit. 

Weinig enthousiasme in Kamer

Dat betekent dat in ons geval 16 fracties de kans krijgen inbreng te leveren op een vaak vrij abstract voorstel waarvan de gevolgen voor Nederland nog niet goed te overzien zijn. Al deze reacties moeten dan worden vervat in een brief waaruit luid en duidelijk dé mening van de Kamer klinkt.  En als dat allemaal is gelukt kunnen we nog snel op zoek naar zoveel mogelijk andere parlementen die er hetzelfde over denken, voor het benodigde minimum van één derde van parlementen. Dat het enthousiasme in de Tweede Kamer enigszins tanende lijkt om hier veel moeite in te steken (dat valt althans op te maken uit dalende aantal gemotiveerde adviezen door de Kamer) , is dan ook wel begrijpelijk. Temeer daar het effect van een gele kaart formeel vrij beperkt is – de heroverweging van de Europese Commissie kan er ook op neer komen dat de desbetreffende Eurocommissaris, zoals het geval bij het EOM, ook bij nader inzien erg tevreden is over het voorstel en gewoon doorgaat met de onderhandelingen.

En toch, afgelopen mei was daar opeens de derde gele kaart: inzake de herziening van de detacheringsrichtlijn. Hiermee wil de Commissie werkverdringing en uitbuiting tegengaan door de lonen van werknemers die 

tijdelijk in een andere lidstaat werken, gelijk te trekken met het loon in de betreffende lidstaat. Elf parlementen uit voornamelijk Oost-Europese lidstaten wisten elkaar razendsnel te vinden om hier bezwaar tegen aan te tekenen, omdat zij vinden dat lidstaten zelf over loonbeleid gaan. In juli beslist de Europese Commissie hoe ze met de gele kaart zal omgaan, heeft Eurocommissaris Thyssen laten weten. De vertraging in de besluitvorming die dit oplevert zorgde dat minister Asscher – sterk voorstander van de herziening -  tot zijn grote frustratie geen vaart kan maken in dit dossier als Raadsvoorzitter. Veel haast van opvolger Slowakije is niet te verwachten – het Slowaakse parlement was één van de kaarttrekkers.

Niet té makkelijk 

Uit dit sterke staaltje interparlementaire samenwerking valt af te lezen dat ondanks de krappe termijnen en procedurele obstakels parlementen elkaar kennelijk wel snel kunnen vinden als het nationale belang van een aantal van hen op het spel staat. De term ‘gele kaart’ lijkt dan ook wat ongelukkig: in het voetbal worden deze uitgedeeld door onpartijdige scheidsrechters – dit gaat niet op voor nationale parlementen, die opkomen voor het belang van de eigen inwoners. Het moet dan ook niet té makkelijk worden voor parlementen om te zwaaien met gele kaarten, daarmee wordt het Brusselse onderhandelingsproces nóg trager en ingewikkelder.

Het zou misschien wel goed zijn als naast de Commissie, ook het Europees Parlement en de Raad, duidelijk aangeven hoe zij de subsidiariteitsbezwaren van nationale parlementen betrekken bij de onderhandelingen – of er nou een gele kaart is getrokken of niet. Als zij de wensen van de nationale volksvertegenwoordigers vanaf het begin serieus nemen, komen ze later niet in de problemen als EU-wetgeving moet worden geïmplementeerd op nationaal niveau. En tot slot, beste Commissaris Timmermans: geef ons een paar weken extra voor die toets. U houdt toch ook van goed verzorgd totaalvoetbal?