Onderhandelingen meerjarenbegroting: de knelpunten

woensdag 2 mei 2018, 10:32, analyse van Casper van Vliet

De onderhandelingen over de Europese meerjarenbegroting voor 2021-2027 beloven als vanouds een slagveld te worden. Voor Nederland geldt dat de kans bestaat dat het flink meer zal moeten gaan betalen.

Iedere lidstaat en belangengroep wil het maximaal haalbare resultaat behalen, en de belangen zijn soms tegengesteld. Een overzicht van de knelpunten in de onderhandelingen.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Hoogte van de begroting

De Europese Commissie zet in eerste instantie in op 1.300 miljard euro. Dat is veel geld, maar wel voor een periode van 7 jaar voor de gehele EU. Omgerekend naar het percentage van het Europese BNP zou de EU-begroting groeien van 1,04 naar 1,14 procent.

 
Biljetten in hand

Dat geld wordt opgebracht door de lidstaten. Nederland, dat netto een stuk meer afdraagt aan de EU dan het binnenkrijgt, is dan ook fel tegenstander van een hogere EU-begroting. Een verhoging van de EU-begroting kost Nederland al snel honderden miljoenen per jaar. Ook andere nettobetalers morren.

Zelfs als de begroting op gelijk niveau blijft zou er geld bij moeten. Dat komt door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, goed voor 13 miljard per jaar. Dat gat moet worden opgevuld - door een extra bijdrage van de overige lidstaten, of door te snijden in de begroting. Bijpassen volgens de huidige verdeelsleutel kost Nederland mogelijk een miljard per jaar.

2.

Wie krijgt het meest?

Grofweg zijn het de noordelijke lidstaten die betalen en de oostelijke en zuidelijke lidstaten die geld ontvangen. Dat geld gaat vooral naar de armste regio's in de EU en naar landbouw.

De landbouwuitgaven moeten volgens de Commissie omlaag, zodat er meer geld overblijft voor andere zaken. Dat zou vooral moeten gebeuren door steun aan grotere bedrijven te beperken, wat de noordelijke landen waarschijnlijk het meeste gaat raken.

De Commissie wil bij het toekennen van steun aan de regio's naar meer gaan kijken dan alleen naar hoe ver de regio's onder het Europees gemiddelde inkomen zitten. Jeugdwerkeloosheid of het aandeel nieuwe migranten zou voortaan ook mee moeten tellen. Dat zou betekenen dat vooral de zuidelijke lidstaten voor meer steun in aanmerking komen, ten koste van de steun aan de oostelijke landen. Vooral Polen, veruit de grootste ontvanger van regionale steun, ziet dat niet zitten. Italië daarentegen zou hier van kunnen profiteren.

Hiermee wordt de strijd om de begroting niet alleen een ruzie tussen ontvangers en betalers, maar ook tussen de ontvangers onderling. De zuidelijke landen moesten na de uitbreiding in 2004 met een stuk minder genoegen nemen en zien nu kansen om een stuk van die taart weer naar zich toe te trekken.

3.

Eisen aan ontvangers van EU gelden

De Commissie wil als voorwaarde voor het ontvangen van EU-gelden stellen dat een ontvangende lidstaat de Europese beginselen van de rechtsstaat ondersteunt.

Met al het commentaar op ontwikkelingen in Polen en Hongarije en eerdere problemen met zwakke controle en fraudebestrijding in bijvoorbeeld Roemenië ligt deze mogelijke eis gevoelig. Nederland is voorstander van deze 'conditionaliteit'.

De angel kan snel uit het voorstel gehaald worden als er pas daadwerkelijk gekort gaat worden op subsidies aan lidstaten als deze volgens de zogeheten artikel 7 procedure zijn berispt. Alle overige lidstaten moeten in dat geval instemmen met een schorsing van een land dat de rechtsstaat schendt. De kans dat dat gebeurt is zo klein dat het in de praktijk een holle eis zal blijken. De 'probleemlanden' hoeven dan niet te vrezen geld mis te lopen, en landen als Nederland hebben in elk geval het principe vast weten te leggen.

4.

Waar wordt het geld aan uitgegeven?

Het meeste geld gaat dus naar landbouw en arme regio's. Daar wordt in gesneden zodat er geld vrijkomt voor innovatie, klimaatbeleid en het versterken van de grenswacht.

Die verschuivingen zijn op zich weinig omstreden, zeker als het om migratie gaat. Echter, een andere focus betekent ook dat noordelijke landen meer innovatiegelden kunnen binnenhalen en dat gaat weer ten kosten van de huidige netto-ontvangers.