Graag wat alertheid, enthousiasme en bevlogenheid

maandag 25 november 2019, 13:00, Drs. Wim Deetman

De milieudoelen zijn of in mondiaal verband of in het kader van Brussel of gewoon nationaal in de afgelopen decennia vastgesteld en omarmd door Nederland. Ongeacht de politieke kleur hebben Nederlandse bewindslieden en Kamerleden daarmee - terecht - goede sier gemaakt naar de kiezers. Dat de realisering ervan een enkele keer een beetje van au zou doen wist men vooraf, ook was bekend dat het - gelukkig - zou kunnen gaan om beleid dat stapje voor stapje gerealiseerd kan worden, maar wel permanent stapje voor stapje.

Dat vergt karakter van de bestuurders: vasthouden, geloof in de goede zaak blijven uitstralen, onvermoeibaar blijven toelichten, draagvlak versterken bij voortduring, ruimte bieden aan innovatie en experimenten en niet in de laatste plaats als leden van een kabinet individueel en gezamenlijk als team bovenop de uitvoering blijven zitten, dat zichtbaar maken door monitoring en zo nodig bijsturen. Het gaat om een breed gevoeld vertrouwen dat, ook al zijn er soms tegenslagen, we de ons zelf gestelde beleidsdoelen zullen bereiken.

Dat besef bleek in ieder geval niet toen het fout liep bij de problematiek rond stikstof en PFAS. De minister-president meldde dat hij het besluit over de snelheidsbeperking ervoer als een rotmaatregel en de totale besluitvorming zijn zwaarste periode in het Torentje was. Merkwaardig wat hij bij de presentatie aan het publiek voorop stelde: niet het vastgelopen milieubeleid ter zake, niet het voorkomen van banenverlies, niet de woningnood maar wel het overdag niet harder mogen rijden dan 100 km per uur. Over het banenverlies straks nog een enkele opmerking. Eerst de snelheidsbeperking.

In alle nuchterheid: welk objectief belang is er gediend met het 130 km per uur mogen rijden in Nederland? Lettend op de groei van het aantal verkeersslachtoffers niet de verkeersveiligheid, toch ook door de tijd heen een belangrijk beleidsdoel. Ook niet de zakelijke tijdwinst die misschien verkregen kan worden door in ons land hard te gaan rijden. Zo die tijdwinst er is valt die slechts in een beperkt aantal minuten uit te drukken. Dat belang ligt meer in sfeer van een persoonlijk genoegen. Dat mag, maar dat belang verdampt toch als echte belangen daardoor ernstig in het gedrang komen: volksgezondheid, milieu en verkeersveiligheid. Het weg laten vallen van dat bescheiden genoegen is toch geen echt offer afgezet tegen de genoemde veel grotere en ten diepste zo even genoemde existentiële belangen? Het is nu eenmaal zo dat bij de uitvoering van belangrijk beleid zich onverwachte tegenslagen kunnen voordoen, zeker als het gaat om beleid voor de lange termijn, terwijl de continuïteit ervan wel essentieel blijft voor het welslagen ervan. Juist dan is het van belang de bijsturing ervan te plaatsten in het perspectief van de lange termijn, dat te doen met overtuiging, wat enthousiasme en bevlogenheid. En die attitude naar de burgers uit te stralen.

Dan het banenverlies. Die zorg is terecht, maar daarop nu te wijzen is misschien toch wel wat aan de late kant. Beter laat dan nooit, maar toch... Allereerst is het in het algemeen veelal zo dat beleid voor de langere termijn effecten heeft voor de werkgelegenheid. Productiviteitsverhoging betekent bijvoorbeeld aan het einde van de dag niet zelden vermindering van banen. Het tijdig letten op dat mogelijk effect zal draagvlak versterkend kunnen uitpakken in de samenleving. Het is in het milieubeleid niet anders. Dat kon men al lang weten. Zeker omdat strikt genomen niet zo lang geleden, ergens rond 2005, eenzelfde problematiek zich voordeed als we dit jaar hebben beleefd met de stikstof- en PFAS-problematiek. Toen werden met het oog op de normen voor fijnstof door een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State voor miljarden aan bouwplannen van de ene op de andere dag op sterk water gezet. Er werden oplossingen gevonden, maar die vergden wel tijd en dat heeft destijds schade veroorzaakt aan de werkgelegenheid en economie.

Kijkend naar de stikstofproblematiek kon men weten van soortgelijke risico's, nu voor de bouw en de landbouw. En men wist het ook, gezien de mededeling van een van de ministers dat er kennelijk enige jaren geleden op het betreffende ministerie in een ambtelijke nota daarop is gewezen maar, zo blijkt nu, niettemin met die waarschuwing niets is gedaan. De signalen van een mogelijk rood stoplicht waren zeker evident toen de Afdeling al in 2017 aan het Europese Hof gemotiveerd vroeg of het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) voldoet aan de Europese Habitatrichtlijn. Het is verbazingwekkend dat er niet toen al een pakket noodmaatregelen werd uitgewerkt en op de plank gelegd voor het geval er een streep gehaald zou worden door het PAS. Alleen al wegens het belang van de werkgelegenheid! De maatregelen waartoe nu is besloten en die eerst op 1 januari 2020 van kracht kunnen worden, hadden dan al in de afgelopen zomer kunnen worden ingevoerd. Met zo'n niet alerte houding maakt men burgers niet enthousiast voor beleid. Regeren is vooruitzien.

Het voorafgaande wordt nog merkwaardiger wanneer bij dit alles de PFAS- problematiek wordt betrokken. De schade van PFAS voor mens, dier en milieu blijkt al sedert 2000 uit wetenschappelijk onderzoek. Onomstreden. De oplossing van die problematiek is niet eenvoudig. Maar het heeft al met al wel zo'n negentien jaar geduurd voor er een norm werd gesteld. Voor de betreffende sector was dit redelijk onverwacht en de wijze van invoering had negatieve effecten op o.a. de bouwsector. Heeft men zich dat gerealiseerd? Heeft men zich gerealiseerd dat er een versterkende negatieve samenloop met de stikstofproblematiek zou gaan optreden? Is er wel enige coördinatie binnen het kabinet geweest? Hoe dan ook is het resultaat massale protesten, niet voor het milieubeleid maar in feite ertegen. Effectuering van milieubeleid wordt zo lastiger!

Milieubeleid kan nog beleid zijn voor de langere termijn. Voor het welslagen is continuïteit nodig, permanent laten monitoren en zo nodig bijsturen, geloof en enthousiasme in de goede zaak uitstralen, permanent het draagvlak in de samenleving versterken. En in de sfeer van de uitvoering vooruitkijken en tijdig coördineren. Voor dit laatste hebben we naast de individuele ministeriele verantwoordelijkheid toch ook het collegiaal bestuur van een ministersploeg?

Wim Deetman is oud-minister van Onderwijs en Wetenschappen, tevens oud-voorzitter van de Tweede Kamer.