Universiteit Maastricht: Decentrale constitutionele toetsing past het beste bij Nederland

donderdag 4 maart 2021, 13:32

DEN HAAG (PDC) - Het toestaan van constitutionele toetsing door 'gewone' rechters in Nederland zou de rechtsstatelijkheid van wetten beter kunnen waarborgen. Dit schrijven onderzoekers van de Universiteit Maastricht in een rapport over constitutionele toetsing.

Het onderzoek volgde op het advies van de Staatscommissie parlementair stelsel om een constitutionele toetsing mogelijk te maken. Het kabinet had als reactie hierop het standpunt ingenomen dat nadere afweging van deze beslissing nodig was. Op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) hebben de onderzoekers daarom een vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar de organisatie en werking van constitutionele toetsing. Het rapport beslaat een zestal Europese landen waar een vorm van dit toetsingsrecht al bestaat.

Als argument voor invoering schrijven de onderzoekers dat constitutionele toetsing niet nodig zou zijn in een robuuste democratie die de rechten van minderheden erkend en beschermd. Volgens het rapport staat het niet vast dat Nederland in alle opzichten hier volledig aan voldoet. Het rapport wijst verder naar de verknoping, of monisme, tussen de regering en parlement als een argument voor een duidelijkere tegenmacht. Die tegenmacht zou de rechter kunnen zijn.

In landen met een constitutioneel hof zoals in België of Duitsland heeft de rechtsmacht groot gezag, uitgebreide bevoegdheden en is er een hoge frequentie van het ongrondwettig verklaren van wetten. De Nederlandse rechtscultuur is echter terughoudender en lijkt meer op die van Scandinavië en het Verenigd Koninkrijk, waar een toetsingsbevoegdheid van de gewone rechter niet tot actief en ingrijpend optreden van rechters leidt.

Het rapport concludeert dan ook: "Mocht worden gekozen voor de invoering van een systeem van constitutionele toetsing, dan past gespreide toetsing het best bij die diepgewortelde constitutionele cultuur in Nederland."

Bron: Rijksoverheid, Universiteit Maastricht.