A-sociale Media?

maandag 15 maart 2021, 13:00, Dhr. prof. dr. Rens Vliegenthart

De rol van sociale media in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van dit jaar wordt zeer veelvuldig bediscussieerd. Doordat de Corona crisis de mogelijkheden voor politieke partijen grotendeel beperkt tot online activiteiten en gebruik van sociale media in de afgelopen jaren alleen maar is toegenomen, is die aandacht niet gek. Maar al te vaak leidt dat tot gesomber over filterbubbels, echochambers, en een slecht, of in ieder geval selectief, geïnformeerd publiek.1 Maar is dit pessimisme wel terecht?

Amerikaans voorbeeld

Als het in Nederland over verkiezingscampagnes gaat is de Verenigde Staten nooit ver weg. Ieder zichzelf respecterend politieke campagnemanager heeft in de Verenigde Staten een tijdje meegelopen bij de presidents- of andersoortige verkiezingen. En ook bij het gebruik van sociale media om kiezers te bereiken wordt veelvuldig naar de Amerikaanse context verwezen. Was dat een aantal jaar terug met name naar de succesvolle campagne van Barack Obama in 2008 en de mogelijkheden die sociale media bieden om kiezers te enthousiasmeren en mobiliseren, in deze tijd overheersen toch vooral negatieve bespiegelingen over polarisatie, nepnieuws en geweld, waarbij de recente bestorming van Capitol Hill als ultieme uitwas wordt genoemd.

De Nederlandse context

Zoals vaak doen zowel sterk positieve als sterk negatieve bespiegelingen geen recht aan de complexe sociale werkelijkheid. Het is daarbij van groot belang om te beseffen dat de Nederlandse context wezenlijk verschilt van die van de Amerikaanse. Ten eerste zorgt ons meerpartijenstelsel ervoor dat het Nederlandse electoraat niet duidelijk uiteenvalt in twee kampen. Mensen zijn verspreid over een grote reeks partijen die in de politieke arena op zoek moeten naar consensus en (wisselende) meerderheden. Deze politieke constellatie zorgt ervoor dat mogelijke polarisatie-tendensen minder alomvattend zullen zijn. Er zijn zeker politieke onderwerpen waarover het electoraat (sterk) verdeeld is, maar die leiden niet tot duidelijke generieke scheidslijnen.

Ook het Nederlandse medialandschap heeft een dempend effect. Hoewel de publieke omroep vaak bekritiseerd wordt, ziet bijvoorbeeld een groot deel van de bevolking meerdere keren per week (delen van het) NOS journaal.2 Dit betekent dat Nederlanders veel minder dan Amerikanen in een nieuwsbubbel zitten, waarbij nieuws een sterke ideologische kleuring heeft en nog over een gezamenlijke informatiebasis beschikken. De aanwezigheid van sterke filterbubbels wordt in onderzoek dan ook niet bevestigd.3

Voor sociale media betekent dat dat polarisatie minder een kans krijgt. Wederom betekent het niet dat er rond bepaalde issues of niche partijen geen radicalisering kan optreden en ook mis- en disinformatie aanwezig kan zijn. We zien dat bijvoorbeeld bij bepaalde Facebookgroepen rond mensen die de grote gezondheidsgevolgen van het Coronavirus ontkennen. Wel bereikt disinformatie zelden een groot deel van het electoraat.

De verkiezingscampagne

De Nederlandse politieke partijen zijn deze campagne zeer actief op sociale media. Veel aandacht daarbij is voor adverteren en dan met name voor microtargeting. Op basis van informatie die sociale mediaplatforms hebben over hun gebruikers kunnen adverteerders heel gericht specifieke doelgroepen gebruiken en ook de inhoud van hun boodschap aanpassen aan die doelgroep. Het gaat daarbij om onderscheid in leeftijd, geslacht en woonplaats, maar eerder surf- en klikgedrag van individuen levert een veelheid aan andere informatie op over interesses en voorkeuren die hiervoor gebruikt kunnen worden. De grotere partijen geven hier tonnen aan uit.4 Verschuivingen van stemvoorkeuren door advertenties blijven echter beperkt, zo blijkt uit eerste resultaten van een onderzoek dat een team van onderzoekers aan de Universiteit van Amsterdam uitvoert samen met de Volkskrant en onderzoeksbureau I&O Research.5 Dat is niet zo verwonderlijk: de kiezer krijgt via een groot aantal kanalen een veelheid aan informatie over de verschillende politieke partijen en daarin spelen losse advertenties maar een beperkte rol.

Een genuanceerd beeld

De discussie over wat sociale media doen wordt te zwart-wit gevoerd. Gebruik van sociale media hebben kan zowel negatieve als positieve consequenties hebben. Aan de éne kant zijn er duidelijke uitwassen, bijvoorbeeld als het gaat om de manier waarop (vrouwelijke) politici bejegend worden door vaak anonieme accounts. Strenge regelgeving lijkt daar op zijn plaats.

Aan de andere kant bieden sociale media ook mogelijkheden om burgers op een gepersonaliseerde manier te informeren over politieke onderwerpen en op een interactieve bij de politiek te betrekken. In veel opzichten kunnen sociale media een nuttige aanvulling op andere informatiebronnen zijn voor de kiezer om een geïnformeerde keuze te maken. Daarbij is het van belang om die kiezer niet te onderschatten: zij is niet gek en makkelijk te manipuleren, maar weet in het overgrote gedeelte van de gevallen informatie op juiste waarde te schatten, ook als deze via Facebook, Instagram of een ander sociaal medium komt.

 

Rens Vliegenthart is Hoogleraar Media en Samenleving verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en tevens Wetenschappelijk directeur Amsterdam School of Communication Research

 

[1] Zie bijvoorbeeld https://nos.nl/collectie/13860/artikel/2371591-het-internet-als-echokamer-politieke-filterbubbel-is-op-youtube-snel-gemaakt

[2] Bos, L., Kruikemeier, S., & De Vreese, C. (2016). Nation binding: How public service broadcasting mitigates political selective exposure. PloS One, 11(5), e0155112.

[3] https://www.cvdm.nl/actueel/geen-indicatie-voor-bestaan-van-filterbubbels-in-nederland

[4] Zie www.politieke-advertenties.nl voor een overzicht.

[5] Zie https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/digitale-campagne-politieke-partijen-onder-de-loep~b9339112/ voor meer informatie over dit onderzoeksproject.

Deze bijdrage stond in