Tussen doorbraak en impasse: radiostilte tijdens de kabinetsformatie

maandag 31 mei 2021, 13:00, Dr. Anne Bos en Edgar Hoedemaker

“Zo werd ieder klein geschil beperkt voordat het kon uitgroeien tot een klimaat verpestende rel.”1 Deze woorden tekende dagblad Trouw op uit de mond van toenmalig D66-leider Hans van Mierlo tijdens de kabinetsformatie van 1994. Door met een beroep op radiostilte niet te hoeven reageren op mogelijke provocaties bleef de sfeer aan de onderhandelingstafel goed. Hij voegde daaraan toe dat een grotere formele openbaarheid tijdens de kabinetsformatie de kans op een paars kabinet “tot ongeveer nul zou hebben teruggebracht.” Het ongestoord, binnenskamers, kunnen onderhandelen was voor Kok, Bolkestein en Van Mierlo een zegen om tot resultaten te kunnen komen.

De spanning tussen openbaarheid en geslotenheid tijdens de kabinetsformatie is anno 2021 opnieuw zichtbaar. Eigenlijk is de discussie nooit helemaal verdwenen, maar de nasleep van de toeslagenaffaire, de discussie over macht en tegenmacht en de roep om een nieuwe bestuurscultuur zetten de kwestie vol in de schijnwerpers. Na een lang nachtelijk debat werden de gespreksverslagen van de verkenners Ollongren en Jorritsma openbaargemaakt. Een actie die erop gericht was schoon schip te maken na het uitlekken van de notitie met ‘Pieter Omtzigt, functie elders’, een quote die zonder twijfel tot in lengte van jaren zal blijven kleven aan de geschiedenis van de kabinetsformatie in 2021.

Nu deze herrie en hectiek door informateur Herman Tjeenk Willink vakkundig is weggemasseerd, lijkt onder leiding van zijn opvolger Mariëtte Hamer het aloude adagium weer teruggekeerd te zijn: binnenskamers overleggen en weinig loslaten. Kortom: radiostilte, de intenties van VVD-leider Mark Rutte om meer openbaarheid en transparantie te vragen ten spijt.

Hiermee lijkt de formatie in een fase te zijn gekomen die lijkt op de formatie van 2017, toen de parlementaire pers wekenlang vruchteloos voor het Johan de Witthuis postte zonder een quote te kunnen krijgen. Juist dit fenomeen was achteraf één van de meest gehoorde klachten vanuit de Tweede Kamer over de formatieprocedure van toen. Tijdens de formatiefase waarin de ChristenUnie de plaats van GroenLinks aan de onderhandelingstafel had ingenomen was informateur Gerrit Zalm nauwelijks genegen tot enige mededeling aan de media of de Kamer. De onderhandelende politici sloten zich ogenschijnlijk zonder morren aan bij deze radiostilte. Dat nam overigens niet weg dat midden augustus het Algemeen Dagblad enkele dagen kon putten uit een naar verluidt abusievelijk gelekte concepttekst en dat vlak voor het einde van de besprekingen de diverse onderdelen van het regeerakkoord successievelijk – maar gecontroleerd – uitlekten.2

Procedureel is er niks op deze radiostilte tegen: het Reglement van Orde van de Tweede Kamer schrijft niets voor over de mededeelzaamheid van (in)formateurs en onderhandelende partijen. Dat geeft aan de betrokken politici de ruimte om zelf een modus operandi te bedenken. Mogelijk kan de werkwijze tijdens de formatie van 1998 inspiratie bieden als de onderhandelende partijen alsnog de nieuwe ‘radicale’ voorstellen van Mark Rutte over transparantie en openbaarheid willen uitvoeren. In dat jaar informeerden de fractievoorzitters van de onderhandelende paarse partijen regelmatig de media op persconferenties. Destijds werd nog weleens geschamperd over de ‘toneelstukjes’ door ‘drie heren’, maar zeker achteraf bezien was toen sprake van zelden vertoonde openbaarheid.3

Toch is de radiostilte qua fenomeen pas in diezelfde jaren 1990 toegetreden tot het jargon van het Binnenhof. Qua etymologie van dit woord hadden de ontvoerders van Freddie Heineken in 1983 mogelijk een primeur. In een briefje, dat zij in november 1983 in de brievenbus van de gemeentepolitie van Den Haag gooiden, vroegen zij om 'radiostilte met de pers'. Het woord werd niet direct overgenomen in het parlement. Pas in 1994 raakte het begrip volledig ingeburgerd in de politieke taal van kabinetsformaties toen informateur Gijs van Aardenne (VVD) bekendmaakte dat de onderhandelaars van PvdA, VVD en D66 een 'absolute radiostilte' in acht namen over de inhoud en voortgang van de besprekingen. Volgens Van Aardenne moest dit voorkomen 'dat iedereen ging mee formeren'.

Anno 2021 zal het begrip radiostilte opnieuw een vuurdoop beleven: gaan de regeringsleiders een absolute stilte over de inhoud van de gesprekken in acht kunnen houden, of is de politieke druk na het hectische voorjaar te groot om het publiek van informatie te onthouden?

Eén ding staat in ieder geval als een paal boven water. De radiostilte mag dan tot ongeduld en geknarsetand leiden bij de parlementaire pers die tevergeefs op een quootje staat te hopen, mits zorgvuldig toegepast bespaart het ons een hoop onzin. Want wie zit er nu te wachten op uitspraken als: 'Het gaat uitstekend, maar alle goede dingen gaan langzaam hè' (formatie 1989), 'We zijn de zaken op een rij aan het zetten' en 'We naderen flink' (onderhandelaars van VVD, CDA en D66, 2003), 'We hebben een constructief gesprek gehad' (bij bijna alle formaties). De 'mooiste' niets zegger suggereert informatie maar geeft dat niet. Deze, afkomstig van CDA-onderhandelaar Bert de Vries uit 1986, spant de kroon: 'We zitten ergens tussen een doorbraak en een impasse'. Als deze uitspraken de krantenkoppen in de zomer van 2021 opnieuw zullen beheersen, weten we dat de partijleiders een geslaagde radiostilte in acht nemen.

 

Dr. Anne Bos is onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis.

Edgar Hoedemaker is eindredacteur/projectmanager bij PDC, partner van het Montesquieu Instituut, en in die hoedanigheid eindredacteur van de Hofvijver en van Parlement.com.

 

[1] “D66 laat zich niet opjutten” Trouw, 7 november 1994.

[2] Alexander van Kessel, Kinderziekten van het ‘nieuwe proces’ In Stratego, Risk en scrabble: kabinetsformatie 2017, Montesquieu reeks 9,, 30-31.

[3] Alexander van Kessel, ‘“Gruppenbild mit Dame”. De formatie van het kabinet-Kok II (1998)’, in: Van Baalen en Van Kessel (red.), Kabinetsformaties 1977-2012, Amsterdam: Uitgeverij Boom 2016, p. 275-276

Deze bijdrage stond in