Het parlement: zorgen, maar geen reden tot wanhoop

maandag 30 augustus 2021, 13:00, analyse van Prof.Dr. Bert van den Braak

Er is enige reden tot zorg over het parlement. Dat betreft uiteraard allereerst de versnippering en de vele fracties die daarvan het gevolg waren. De twee belangrijkste gevolgen daarvan zijn dat debatten langer duren en het feit dat fracties onvoldoende mensen hebben om alle beleidsterreinen goed te kunnen volgen.

Er is al langer sprake van een grotere profileringsdrang. Dat blijkt uit de vele debatten die worden aangevraagd, maar is ook soms zichtbaar in de toon van bijdragen. Ook dat is zorgelijk.

Zorgen zijn er ook over het afnemen van parlementair geheugen, waardoor de kans steeds groter wordt dat leden het wiel opnieuw gaan uitvinden en onvoldoende lessen kunnen trekken uit eerdere beleidsdaden. De kennisachterstand ten opzichte van ministeries (ook door onvoldoende ondersteuning) neemt bovendien toe.

Een blijvende bron van zorg is voorts de verwerking van de vele informatie. Er is sprake van een paradox: Kamerleden lijken steeds meer informatie te willen (artikel 68 immers), maar komen ook steeds meer om in een overvloed aan informatie. De balans tussen alle informatie en noodzakelijke informatie lijkt eerder meer uit beeld te raken dan naderbij te komen.

En dan is er nog de politieke 'cultuur', waarbij medewetgeving en controle op gespannen voet staan. Dat is overigens bepaald geen nieuw verschijnsel.

Veel van deze zorgen zijn echter al langer bekend. Ze kwamen aan de orde in de parlementaire zelfreflectie en in het rapport van de Staatscommissie parlementair stelsel. Toen zijn ook wel oplossen aangedragen, maar die stuitten vaak op de realiteit dat niet alle neuzen in dezelfde richting staan. Terughoudendheid bij het indienen van moties is een mooi streven, maar vaak worden vooral naar andere fracties gekeken.

Zijn de zorgen zo groot dat het parlement past in een beeld van 'bananenrepubliek'?

Gelukkig zijn beeld en werkelijkheid vaak anders. Fracties werken geregeld samen, zowel bij wetgeving (initiatieven, amendering) als controle. Soms is er sprake van een gemeenschappelijk woordvoerderschap.

De aandacht voor controle, bijvoorbeeld via parlementaire onderzoeken, lijkt toe te nemen. En bij het onderzoek toeslagenaffaire bleek de Kamer echt als instituut te kunnen optreden.

Hoewel er zorgen zijn over de snelle doorloopsnelheid kan niet in zijn algemeenheid worden geconcludeerd dat de kwaliteit van de leden is afgenomen. In de nieuwe Tweede Kamer zitten (nieuwe) leden met zeer relevante achtergrond en kennis.

Het is nog afwachten hoe (met name) de nieuwe Tweede Kamer zal functioneren. In de praktijk kan dat heel goed meevallen. Er zijn meer periodes geweest met veel fracties, maar lang niet alle fracties nemen deel aan alle debatten.

Of er sprake zal zijn van iets meer dualisme is de vraag. Een krappe meerderheid werkt het sluiten van deals in de hand (soms ook met de oppositie). De verhoudingen in de Eerste Kamer zijn daarbij een belangrijke factor. Dat biedt tegelijkertijd kansen voor het parlement. Afspraken over beleid hoeft goede controle bovendien niet in de weg staan. Het verdwijnen van het vaste coalitieberaad, waarin zaken worden dichtgetimmerd, is een positieve ontwikkeling.

Kortom: wel zorgen over het parlement, maar geen reden voor de conclusie dat we op weg zijn naar een bananenrepubliek.


Prof. dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.