Een berisping, een aanwijzing, en nu?

maandag 25 april 2022, 13:00, Prof.Dr. Bert van den Braak

Op 15 maart jl. kreeg Thierry Baudet van de Tweede Kamer een berisping en een aanwijzing. Geoordeeld werd dat hij de gedragscode voor Tweede Kamerleden schond door nevenfuncties niet te vermelden in het daartoe bestaande register. Een bij het college integriteit Tweede Kamerleden ingediende klacht was eerder gegrond verklaard. De Kamer verlangt dat hij de functies, zoals verplicht is, alsnog meldt.

Integriteit staat al enige jaren hoog op de agenda van de Tweede Kamer en er zijn inmiddels diverse regelingen. Een eerste kwam er nadat de Tweede Kamer in 2013 daarover een motie aannam. Het reglement van orde kent sinds 2021 bepalingen die specifiek gaan over de gedragscode. Dat stelt dus best iets voor.

De FVD-voorman liet eerder weten die registratie onzin te vinden en leek (al) niet van plan de nevenactiviteiten te melden. Dat is tot nu toe, na ruim een maand, dan ook niet gebeurd.

Vraag is uiteraard: en wat nu? Laat de Tweede Kamer dit over zijn kant gaan, dan zal in het vervolg medewerking van Kamerleden geheel vrijblijvend zijn. Goedwillende leden zullen functies melden, kwaadwillenden niet.

Er is overigens waarschijnlijk een verband tussen de niet-gemelde nevenfuncties en neveninkomsten. Ook daarover bestaat onduidelijkheid en dat vraagt om opheldering. Hierbij geldt op grond van de Wet schadeloosstelling Tweede Kamerleden bovendien een wettelijke verplichting (melding vóór 1 april). Dat zou reden temeer moeten zijn voor onderzoek.

Als externe instanties (Rekenkamer, OM, ministerie van BZK) daartoe niet in staat zijn of gemachtigd zijn, dan dient de Tweede Kamer dat desnoods misschien zelf op te pakken. Het middel van de parlementaire ondervraging, waarbij verhoor onder ede kan worden afgenomen, biedt daartoe mogelijkheden. Wie, zoals Baudet, weigert mee te werken, dient daartoe dan maar gedwongen te worden.

De eigen geloofwaardigheid van de Tweede Kamer staat op het spel. Alle reden om handelend op te treden.


Prof. dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.

Deze bijdrage stond in