Poolse regering blijft onafhankelijke rechtspraak afbreken ondanks toenemend verzet in Polen en Europa

maandag 24 april 2023, 13:00, mr. Kees Sterk

In 2020 schreef ik in twee nummers van Hofvijver over de Poolse regering die sinds 2015 als doel heeft de Poolse rechters onderhorig te maken aan de politiek, en dat zij daarin toen al stevige successen geboekt had. Na 2020 is de Poolse regering de rechtspraak blijven afbreken, ook al is het Poolse en Europese verzet daartegen in kracht flink toegenomen.

Het Constitutioneel Tribunaal is sinds 2016 helemaal in handen van de regering. Inmiddels blijkt uit zijn uitspraken dat het onverkort het beleid van de regering uitvoert. Met name oordeelt het desgevraagd dat rechterlijke uitspraken vanuit Luxemburg en Straatsburg, en regels vanuit de Europese Unie in strijd zijn met de Poolse Grondwet. In 2021 oordeelde het bijvoorbeeld dat alle uitspraken van het Luxemburgse Hof met betrekking tot onafhankelijke rechtspraak in strijd zijn met de Poolse Grondwet (CT Poland 7 oktober 2021, K3/21), en een jaar later deed het hetzelfde met betrekking tot uitspraken van het Straatsburgse Hof (CT Poland 10 maart 2022, K7/21). Deze laatste uitspraak moet ook gezien worden tegen het licht van de Straatsburgse uitspraak van mei 2021 (Xero Flor 4907/18) dat in de onderhavige zaak het Constitutioneel Hof geen ‘tribunal established by law’ was in de zin van art. 6 EVRM, omdat een lid van de meervoudige kamer die de zaak beoordeeld had benoemd was in strijd met het Poolse recht.

Ook de Poolse Raad voor de Rechtspraak (KRS) is sinds 2017 helemaal in handen van de politiek. Om het gebrek aan onafhankelijkheid van de KRS duidelijk te maken wordt hij vaak neo-KRS genoemd. In drie zaken van 2021 en 2022 oordeelde het Straatsburgse Hof (Reczkowicz 43447/19, Dolinska 57511/19 en Advance Pharma 1469/20) dat de onafhankelijkheid van de neo-KRS ten opzichte van de uitvoerende en wetgevende macht onvoldoende gewaarborgd is. Dit is met name van belang omdat dat orgaan alle rechters selecteert (met uitzondering van die van het Constitutioneel Tribunaal). Zo heeft het sinds 2017 in hoog tempo geadviseerd tot benoeming van – inmiddels ruim 2000 (van de 9000) – rechters die geselecteerd werden op trouw aan de regering. Van deze rechters wordt verwacht de wil van de regering te honoreren, ook al is dit in strijd met het Poolse en/of Europese recht: in de ogen van de regering gaat de wil van de regering immers boven het recht vanwege haar democratische legitimatie. Op grond van de drie Straatsburgse uitspraken erkennen Poolse rechters de door de neo-KRS benoemde personen niet als rechter. Zij weigeren met neo-rechters in een meervoudige kamer te zetelen. Partijen bestrijden uitspraken van neo-rechters, omdat neo-rechters geen onafhankelijk gerecht zijn in de zin van art. 6 EVRM. Deze strijd maakt dat het Poolse rechtsbestel in chaos dreigt te gaan verkeren.

De meest hevige strijd woedt momenteel om de Poolse Hoge Raad. De neo-KRS is zeer actief in de selectie van leden van de Poolse Hoge Raad. In mei 2020 werd een regeringsgetrouwe rechter tot president van de Poolse Hoge Raad benoemd. Vanaf dat moment probeert de regering dat gerecht ook onder controle te krijgen. Maar de leden van de Hoge Raad laten dat niet zomaar gebeuren: ze voeren een regelrechte guerrilla-oorlog met de neo-president en met neo-leden van de Hoge Raad. Die oorlog gaat over alles, en is vanuit Nederlands perspectief vaak moeilijk te begrijpen of te volgen. Het gaat in ieder geval hard tegen hard. In die oorlog spelen vragen aan de Europese Hoven een grote rol: die hoven zijn de strohalm waaraan de leden van de Hoge Raad zich vastklampen. Ondertussen zijn door nieuwe benoemingen verschillende kamers van de Poolse Hoge Raad in handen van neo-rechters gekomen, maar de strafkamer en de sociaaleconomische kamer nog niet. De civiele kamer en de kamer die belast is met het vaststellen van verkiezingsuitslagen staan inmiddels onder controle van de regering. Dit laatste is van belang omdat er in het najaar van 2023 algemene verkiezingen in Polen gehouden worden, en uit peilingen blijkt dat de huidige regeringspartijen nipt wel of nipt niet hun macht zullen behouden.

Ook op andere gebieden voeren Poolse rechters, met steun van hun Europese collega’s, de strijd tegen de aantasting van hun onafhankelijkheid. Zo zijn ze er – tot nu toe - in geslaagd de benoeming van een regeringsgetrouwe rechter in de Poolse vacature in het Straatsburgse Hof te verhinderen. In 2022 zijn vier organisaties van Europese rechters een procedure begonnen tegen een besluit van de Raad van de Europese Unie om 36 miljard euro uit het Recovery and Resilience Plan uit te keren aan Polen als dat land aan drie voorwaarden zou voldoen. Dit besluit is ongetwijfeld ingegeven door de geopolitieke situatie dat de Unie eensgezind wil zijn tegen Rusland met betrekking tot de oorlog in Oekraïne, en is in mijn ogen een voorbeeld van de gebrekkige handhaving van het Unie-recht door de Europese Raad en Commissie (zie mijn 2023 Maastrichtse oratie). De eisende partijen willen deze instituties dwingen het Unie-recht te handhaven. Zij stellen daartoe dat het genoemde besluit in strijd is met het Unie-recht, omdat een van de voorwaarden in strijd is met een uitspraak van het Luxemburgse Hof. Die voorwaarde betreft het zonder garantie, op termijn, na het doorlopen van een procedure, opheffen van de schorsing van Poolse rechters, die geschorst waren door de Disciplinaire Kamer van de Poolse Hoge Raad, omdat zij Unie-recht toepasten in een zaak. Deze voorwaarde is volgens eisers in strijd met een uitspraak van het Luxemburgse Hof waarin Polen veroordeeld is tot het onmiddellijk, zonder voorwaarden opheffen van de schorsing van die rechters (CJEU (Grand Chamber), Disciplinairy Regime, C-791/19). De procedure loopt, maar hoopvol is dat het General Court ambtshalve besloten heeft tot een spoedprocedure en dat het op 31 maart jongstleden geoordeeld heeft dat het de zaak eerst inhoudelijk zal beoordelen, en dan pas op het verweer van de Raad dat de vier organisaties niet ontvankelijk zijn.

 

Kees Sterk is bijzonder hoogleraar Europese Rechtspleging aan Universiteit Maastricht.

Deze bijdrage stond in