N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Bundel 22: 4. De kat uit de boom gekeken: Politieke advertenties en microtargeting: EU leidt, NL vult aan
Sam Maasbommel
Inhoudsopgave van deze pagina:
Bij de aankondiging van de Wet op de politieke partijen (Wpp) in 2019 gaf het derde kabinet-Ruitte aan daarin ook regels voor ‘digitale campagnevoering en microtargeting’ te zullen incorporeren.1) Een novum: regulering van de politieke campagne kent in Nederland geen precedent, on- noch offline.2) In afwezigheid van geldend recht om op voort te bouwen, bleef het naar de plannen op dit onderdeel dan ook gissen. Nu het wetsontwerp er ligt, wordt duidelijk dat de pijlen niet enkel gericht zijn op digitale vormen van campagnevoering, maar tevens op analoge: het zevende hoofdstuk introduceert transparantieregels voor ‘politieke advertenties en microtargeting’ [cursivering door auteur]. Daarmee is zowel de reclamespot op de nationale televisie als de gerichte advertentie op Instagram onder het bereik getrokken.3) Om de transparantie op dit gebied te bevorderen, worden twee maatregelen voorgesteld: een openbaar register waarin iedere politieke advertentie moet worden opgenomen inclusief aanvullende informatie, en de plicht voor de partijen om jaarlijks te rapporteren over hun uitgaven.
Deze bijdrage gaat in op de vraag hoe de concept-Wpp politieke advertenties en microtargeting beoogt te reguleren – en hoe juist niet. Na een beknopte beschrijving en probleemanalyse van het fenomeen microtargeting worden de concrete kabinetsplannen uiteengezet en geanalyseerd, waarbij in het bijzonder het ambitieniveau en de verhouding tot Europese ontwikkelingen aan bod komen. Na een suggestie om op dit gebied meer te doen dan waarin het huidige ontwerp voorziet, volgt de conclusie.
Microtargeting kan worden omschreven als het gebruik van data-analyse om een afgestemde boodschap op te stellen en te richten op een specifiek publiek binnen het electoraat.4) In meer elementaire vorm wordt daarbij het campagnethema afgestemd op demografische kenmerken, zoals een ouderenpartij die berichten stuurt aan vijftigplussers over de wenselijkheid van een nieuw pensioenstelsel. Verder doorgevoerd kan ook de toonzetting worden toegesneden op de persoonlijkheid van de specifieke ontvanger, bijvoorbeeld door de ene kiezer te benaderen met een negatief, en de ander met een positief frame, afhankelijk van waarvoor men gevoelig is.5)
Het Cambridge Analytica-schandaal heeft microtargeting mondiaal op de politieke agenda geplaatst. Het Britse databedrijf zou de persoonlijke gegevens van miljoenen onwetende Facebookgebruikers hebben aangewend om te kunnen inspelen op psychologische kenmerken van kiezers. Het verleende zijn diensten aan zowel de Brexit- als de Trumpcampagne, beide gevoerd in 2016.6) Met deze gebeurtenissen vers in het geheugen – het verhaal bereikte de wereldwijde media in 2018 –, zorgde in Nederland de aandacht die de Staatscommissie parlementair stelsel (commissie-Remkes) eraan besteedde in haar eindrapport van dat jaar voor extra urgentie. Remkes waarschuwde dat microtargeting implicaties kan hebben ten aanzien van fundamentele democratische en rechtsstatelijke waarden, in het bijzonder de autonomie van burgers om bij verkiezingen een eigen keuze te maken.7)
Ook het kabinet geeft nu in de memorie van toelichting te kennen een aantal negatieve effecten van microtargeting te zien. Zo kunnen kiezers berichten voorgeschoteld krijgen zonder te weten waarom en presenteren partijen zich mogelijk verschillend aan verschillende kiezers, hetgeen als misleidend kan worden ervaren. Daarnaast zou microtargeting gebruikt kunnen worden om stemmen juist te ontmoedigen, bepaalde groepen te negeren, polarisatie aan te wakkeren en desinformatie te verspreiden. Ook zijn er zorgen met betrekking tot privacy. Het intransparante karakter van microtargeting maakt dat al deze risico’s imminenter zijn vergeleken met de ‘analoge wereld’.8)
De voorgestelde regels vormen, indien aangenomen, als gezegd een primeur: regulering inzake politieke (verkiezings)campagnes bestaat tot op heden immers niet. Vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 verscheen weliswaar de Nederlandse Gedragscode Transparantie Online Politieke Advertenties (hierna ook: de Gedragscode),9) een zelfreguleringsinstrument dat in opdracht van toenmalig minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) Ollongren werd opgesteld in samenspraak met een aantal politieke partijen en onlineplatformen, maar daarvan kunnen vanwege het vrijblijvende karakter en de tamelijk vage tekst de verwachtingen niet al te hooggespannen zijn.10) Met de voorgenomen wetgeving valt dus nog wel wat te winnen, al worden op Europees niveau serieuze stappen gezet naar een Verordening betreffende transparantie en gerichte politieke reclame (hierna ook: de Transparantieverordening), die mogelijk het kabinet het gras voor de voeten wegmaait.11) Daarover later meer.
Transparantie loopt als een rode draad door het gehele Wpp-ontwerp, en het zevende hoofdstuk vormt daarop geen uitzondering: ‘Om te voorkomen dat de verkiezingen oneigenlijk beïnvloed worden […], is het van belang dat alle campagnes onderdeel zijn van het publieke debat, zowel offline als online’, staat in de memorie van toelichting. Daarom moeten politieke partijen open zijn over hun advertenties, analoog én digitaal, door ze te deponeren in een daartoe op te richten register en daarover jaarlijks te rapporteren. Onder ‘politieke advertentie’ wordt verstaan ‘een boodschap, [die] kennelijk bedoeld is om de opkomst of de stemvoorkeur van kiezers bij een verkiezing te beïnvloeden die een uitgever in opdracht van een politieke partij opslaat en publiceert of verspreidt’.12) Ongeacht het medium dus, waar de commissie-Remkes het op advertenties in de digitale wereld hield. Opvallend is voorts dat de inhoudelijke afbakening sterk hangt op het electorale aspect, waardoor boodschappen gericht op leden- en fondsenwerving er kennelijk niet onder vallen, terwijl deze toch ook voor de hand liggende onderwerpen van politieke communicatie zijn.
Spil in het voorgenomen systeem is het register waarin iedere politieke advertentie moet worden opgenomen (art. 59). Dit is in beheer van de toezichthoudende Autoriteit (zie hiervoor in deze bundel de bijdrage van Solke Munneke), die tevens een protocol opstelt over de beschikbaarheid, werking, beveiliging en volledigheid. Het register dient in ieder geval gratis en openbaar toegankelijk te zijn.13) Een landelijke partij of neveninstelling14) in wier opdracht de advertentie wordt gepubliceerd of verspreid, verstrekt deze binnen vijf werkdagen aan de Autoriteit. Deze betrekkelijk korte termijn beoogt beperkte administratieve lasten te verenigen met een actueel, toegankelijk en transparant beeld voor de kiezer.15) In de aanloop naar Tweede Kamerverkiezingen – met ingang van de veertigste dag vóór de dag van kandidaatstelling tot de dag van de stemming – moeten ook de advertenties van kandidaten daarvoor worden meegenomen. Bovendien moeten in die periode tevens politieke verenigingen die meedoen maar nog geen zetel hebben in een vertegenwoordigend orgaan,16) hun advertenties en die van hun kandidaten deponeren, evenals kandidaten op een blanco lijst.17) Bij de openbaarmaking deponeert de partij een tweetal documenten: a) een kopie van de advertentie in digitale vorm of een link naar een audiovisuele vorm daarvan, en b) een transparantieverklaring. In deze verklaring wordt vermeld door of namens welke partij de advertentie is geplaatst, welk bedrag hiervoor aan de uitgever18) is betaald of – wanneer de partij die niet (zelf) heeft betaald – de gebruikelijke waarde in het economisch verkeer.19)
Het voorgaande is van toepassing op alle politieke advertenties; aanvullende regels gelden voor advertenties waarbij gebruik is gemaakt van ‘microtargetingtechnieken’, die worden omschreven als ‘technieken die gebruikt worden om een op bepaalde kenmerken afgestemde politieke advertentie alleen op een specifieke persoon of groep personen te richten’.20) Microtargeting kan dus volgens het wetsontwerp slechts bestaan in de context van een advertentie en wordt niet als een opzichzelfstaand fenomeen beschouwd. ‘Transparantieregels inzake politieke advertenties, al dan niet met gebruik van microtargeting’ was dan ook een meer accurate titel geweest voor dit Wpp-hoofdstuk. Dat de definitie nog wat aan scherpte te wensen overlaat (in een letterlijke lezing valt de drukpers van MAX Magazine hier tevens onder), is men zich getuige de memorie van toelichting bewust: deze is het gevolg van het streven naar een techniek-neutrale wet. Het kabinet houdt de deur open voor precisering van aanvullende criteria wat betreft specifieke technieken in lagere regelgeving en de minister kan voor de transparantieverklaring een model opstellen.21) Is er sprake van microtargeting, dan bevat de transparantieverklaring ingevolge artikel 59 aanvullende gegevens over:
‘(1) de specifieke groepen van ontvangers van de politieke advertentie, met daarbij de kenmerken die zijn gebruikt om de ontvangers te bepalen onder wie de advertentie is verspreid;
-
(2)de categorieën persoonsgegevens die zijn gebruikt voor de targeting en de bron van die persoonsgegevens;
-
(3)de doeleinden van de targeting, met inbegrip van de kenmerken op grond waarvan personen in de doelgroep zijn opgenomen, en de redenen voor de keuze van deze kenmerken.’22)
Waar bij ‘reguliere’, ongerichte advertenties objectiveerbare informatie moet worden gedeeld inzake afzender en kosten, wordt in geval van microtargeting dus eveneens informatie verlangd over intenties en afwegingen omtrent de samenstelling van de doelgroep. ‘Zo wordt duidelijk gemaakt waarom kiezers tot een bepaalde groep behoren en op basis van welke data zij benaderd worden met een advertentie’, aldus het kabinet.23) Daarmee wordt als het ware een inkijkje in de campagnestrategie verlangd.24) Hoe dat er precies uit gaat zien, zal zich nog moeten uitkristalliseren. De VVD, die bij de campagne in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 zich op Facebook richtte tot tennisliefhebbers, zou onder de toekomstige Wpp moeten uitleggen wat het verband is tussen die vrijetijdsbesteding en de bestempeling tot potentieel VVD-stemmer.25) En het CDA, dat in het kader van de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 campagne voerde met een filmpje waarin lijsttrekker Wopke Hoekstra schaatste met Erben Wennemars, zal uit de doeken moeten doen waarom nu juist vrouwelijke vijfenzestigplussers verondersteld werden hiervoor het meest gevoelig te zijn.26) Als gezegd, kan met lagere regelgeving enigszins worden gestuurd. De Autoriteit kan in het kader van de naleving van de openbaarmakingsplicht uitgevers verzoeken om ontbrekende of aanvullende informatie te verstrekken, waarop binnen drie weken gereageerd moet worden.27) De gegevens in het register worden vier jaar bewaard.28)
Naast de wekelijkse openbaarmaking moeten landelijke politieke partijen jaarlijks, vóór 1 juli, rapporteren aan de Autoriteit over de totale aan politieke advertenties gemaakte kosten (art. 60). Dit klinkt dubbelop, aangezien de kosten per advertentie immers reeds in het register zouden moeten staan, maar blijkens de memorie van toelichting is deze rapportageplicht breder in die zin dat hierin naast de kale publicatiekosten tevens de ontwikkelingskosten moeten worden opgenomen, waarbij allicht moet worden gedacht aan het inschakelen van een reclamebureau. Daarnaast zouden de rapportages kunnen dienen ter controle van eerder gedeponeerde documenten.29) Overigens laat het artikel in het midden wat de Autoriteit wordt geacht met de aangeleverde overzichten te doen.
Al met al wordt ook bij dit Wpp-onderdeel veel verwacht van transparantie. Verder wenst het kabinet niet te gaan: ‘Binnen de Wpp worden geen beperkende maatregelen opgelegd met betrekking tot microtargeting’. Het wil op geen enkele wijze treden in de inhoud van verkiezingscampagnes. Daarom is afgezien van regels ‘waarin wordt voorgeschreven hoe de campagne moet worden gevoerd, of waarin wordt bepaald wat politieke partijen wel en niet mogen zeggen of publiceren’. De regels moeten louter bijdragen aan de openbaarheid van het publieke debat.30) Transparantie als Haarlemmerolie – van veel bravoure getuigt het niet. Het kabinet ziet met de commissie-Remkes microtargeting als mogelijke bedreiging voor fundamentele waarden van de democratische rechtsstaat, en memoreert dat Cambridge Analytica gebruikmaakte van psychologische profielen ‘om individuele kiezers gericht te benaderen met boodschappen die inspeelden op hun persoonlijkheid en karaktertrekken.’31) Dit leidt echter niet tot een stellingname inzake de wenselijkheid daarvan. De ethische vraag of politieke actoren voor electoraal succes kiezers psychologisch mogen bewerken, wordt zo kennelijk positief beantwoord: als je er maar open en eerlijk over bent.
Dat inhoudelijke bemoeienis pertinent wordt afgekeurd, is terecht. Overheidsinterventie in het politieke debat levert inherent spanning op met grondwettelijke en verdragsrechtelijke grondrechten, de vrijheid van meningsuiting voorop. Politieke uitingsvrijheid geniet de allerhoogste bescherming en regulering in die sfeer moet met de grootste zorgvuldigheid worden tegemoet getreden.32) De wens om de regels geheel inhoudsneutraal te formuleren, verdient dan ook instemming. Randvoorwaarden zoals transparantie-eisen zijn een ‘veiliger’ pad dan bijvoorbeeld een verbod, waarmee een uitingsmiddel uit de campagnegereedschapskist zou worden genomen. Door het gebruik van microtargeting onder voorwaarden toe te staan, wordt bovendien de inherent delicate vraag wat wel en niet mag uit de weg gegaan. Het kabinet wil hiernaast wegblijven van hoe de campagne wordt gevoerd; de techniek en het type gegevens dat wordt gebruikt, worden evenmin genormeerd. Die keuze wordt niet met redenen omkleed, anders dan de wens om elke schijn van inhoudelijke bemoeienis uit te sluiten. Hierover schiet de toelichting tekort, want vorm is toch echt iets anders dan inhoud.
Niettemin zijn er verscheidene argumenten aan te voeren voor een afwachtende opstelling van de wetgever, althans in dit stadium. Natuurlijk past deze binnen de non-interventionistische benadering van de politieke partij, die als een rode draad door deze bundel loopt. Voorts zijn ten aanzien van microtargeting ‘Amerikaanse toestanden’ hier te lande vooralsnog uitgebleven en voorshands niet te verwachten. Zo is de gegevensbescherming dankzij de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en aanverwante regulering binnen de Europese Unie beduidend sterker dan die in de Verenigde Staten,33) vallen de budgetten die Nederlandse politieke partijen hebben te besteden in het niet bij de budgetten aldaar, en maakt in een stelsel van evenredige vertegenwoordiging als het onze één stem niet het verschil zoals in de winner takes all-meerderheidsstelsels van de Angelsaksische landen.34) Ook is het nog onzeker welke invloed gepersonaliseerde campagneboodschappen nu daadwerkelijk op het stemgedrag hebben,35) en zijn digitale campagnes vaak (nog) niet zo geavanceerd als weleens wordt voorgespiegeld.36)
Een andere reden voor terughoudendheid zijn ontwikkelingen op het niveau van de Europese Unie. Waar het kabinet zijn vingers niet lijkt te willen branden, haalt Brussel de kastanjes uit het vuur. Eind 2021 kwam de Europese Commissie met het voorstel voor de Transparantieverordening, die wel grenzen stelt aan microtargeting. Zo wordt het daarin verboden om zonder expliciete toestemming van de persoon in kwestie gebruik te maken van bijzondere categorieën persoonsgegevens, oftewel data die inzage geven in zaken als etniciteit, politieke voorkeur, religie, gezondheid en seksuele gerichtheid.37) Worden persoonsgegevens gebruikt, dan moet onder meer worden uitgelegd ‘wat de onderliggende logica en de belangrijkste kenmerken van die techniek zijn en of er gebruik is gemaakt van gegevens van derden en van aanvullende analysetechnieken.’ Net als in het Wpp-ontwerp biedt ook deze verklaring inzage in tactische overwegingen van de partijen. Het Europees Parlement, dat het voorstel hevig heeft geamendeerd, wil het gebruik van bijzondere persoonsgegevens voor politieke advertenties zelfs geheel verbieden. Andere persoonsgegevens zouden slechts dan voor politieke advertenties mogen worden gebruikt onder voorbehoud van uitdrukkelijke toestemming. Daarmee wordt de mogelijkheid tot microtargeting en in het bijzonder de verfijndheid daarvan, sterk beperkt. Daarenboven zouden gerichte politieke advertenties in de zestig dagen voorafgaand aan verkiezingen verboden worden, met uitzondering van gebruik van gegevens met betrekking tot de door de betrokkene gesproken talen, diens locatie op kiesdistrictsniveau en de informatie dat de betrokkene voor het eerst kiesgerechtigd is.38)
Zeker als het aan het Parlement ligt, dat in grote meerderheid instemde met de amendementen,39) wordt microtargeting zo schier onmogelijk gemaakt. Natuurlijk is het de vraag hoeveel water er nog bij de wijn gaat – de Raad van Ministers is een tikje behoudender dan de Europese volksvertegenwoordiging –, maar ook aangelengd zal de Transparantieverordening microtargeting in de praktijk een stuk moeilijker maken. In ieder geval volgen de ontwikkelingen elkaar in dermate rap tempo op (zeker vergeleken met de Wpp), dat te begrijpen is dat het kabinet vooreerst een pas op de plaats maakt. Het kijkt de kat uit de boom, en erkent dat ook met zoveel woorden: ‘Het is volgens de regering belangrijk om dit op EU-niveau te reguleren zodat er sprake is van uniforme wet- en regelgeving ook bijvoorbeeld rondom de verkiezingen van het Europees Parlement.’40)
Niet heel verwonderlijk is het dan ook dat wat straks wél in de Wpp belandt, exact datgene is waarin de Transparantieverordening niet lijkt te gaan voorzien. Toen het wetsontwerp in consultatie ging, was een advertentieregister nog geen onderdeel van de ontwerpverordening. In dat gat zou Nederland met de Wpp dus springen. Een meerderheid van de leden van het Europees Parlement is weliswaar voor een amendement dat aan de Commissie het opzetten en beheren opdraagt van online politieke reclameboodschappen, maar slechts voor zover het gaat om advertenties online.
Zelfs indien er een Europees register komt, heeft het Wpp-register derhalve enige aanvullende waarde, want dit zal immers politieke advertenties via álle media bundelen en daarmee een blik in de Nederlandse verkiezingscampagne bieden.
Hoewel het kabinet met het Wpp-hoofdstuk inzake politieke advertenties en microtargeting dus overwegend binnen de lijntjes kleurt, wordt de politieke campagne met de gekozen maatregelen een stukje inzichtelijker. Zo wordt bijgedragen aan de geïnformeerdheid van kiezers; ook als die niet zelf het register raadplegen, is er een rol weggelegd voor journalistiek en media om de vertaalslag te maken. Politieke partijen plegen (begrijpelijkerwijze) tot en met de verkiezingsdag de kaarten tegen de borst te houden. De schroom verdwijnt de dag erop, wanneer tijdens het traditionele campagneleidersdebat in perscentrum Nieuwspoort wordt nagekaart. De ontwerp-Wpp faciliteert het jaar rond inzage in de politieke strijd, en dat is als winst aan te merken. Een wettelijke grondslag zorgt hopelijk voor continuïteit. Het ‘dashboard’ waarop de Universiteit van Amsterdam, met steun van minister Ollongren van BZK, eerder enige tijd de uitgaven van politieke partijen op sociale media bijhield, is inmiddels uit de lucht.
De wetgever zet zodoende dus een klein, voorzichtig stapje, maar wel één vooruit. Mocht tijdens de parlementaire behandeling toch behoefte ontstaan aan meer dan openheid alleen, dan verdient het volgende overweging: limitering van de aan de politieke advertenties (al dan niet met gebruik van microtargeting) te spenderen bedragen. Het beginsel van gelijkheid van kansen is een uitgangspunt dat van belang is geweest bij de bestaande partijfinancieringsregulering, in die zin dat de ene partij niet onredelijk bevoordeeld dient te worden ten opzichte van de andere.41) Een mogelijkheid is om het speelveld in het verlengde daarvan niet slechts te egaliseren aan de inkomsten-, maar tevens aan de uitgavenkant.
Thans beschikken grote, gevestigde partijen doorgaans over meer middelen dan kleinere of nieuw opkomende; enerzijds door de huidige Wfpp-systematiek die zetelwinst en ledenwerving beloont (waarop evenzeer kan worden herbezonnen, maar dit terzijde), anderzijds doordat het voor private geldschieters wellicht meer opportuun is te doneren aan partijen met meer invloed. Diepere zakken vertalen zich vanzelfsprekend in grotere campagnebudgetten. Een plafond op wat politieke partijen mogen uitgeven aan adverteren, zou deze voorsprong tot op zekere hoogte kunnen corrigeren. Bovendien laat deze ingreep de inhoud van campagnes onaangeroerd en tast deze daardoor de vrijheid van meningsuiting dus niet wezenlijk aan.
De omvang van de campagnekas is zeker niet allesbepalend; een al dan niet geslaagd televisieoptreden kan een kandidaat maken of breken. Een belangrijke campagnecomponent is daarentegen wel in geld uit te drukken, en bovendien onder de Wpp dadelijk eenvoudig te monitoren: politieke advertenties. Wanneer het advertentieregister eenmaal in bedrijf is, weten we exact welk bedrag iedere partij aan reclame uitgeeft op radio en televisie, in de gedrukte media en online. Met de hoge mate van controleerbaarheid die daardoor ontstaat, wordt het mogelijk om een maximum in te stellen dat door de Autoriteit handhaafbaar is. Zo wordt een gelijk speelveld bevorderd én voorkomen dat de uitgaven in de komende jaren door het dak gaan.
In het Wpp-hoofdstuk over politieke advertenties en microtargeting klinkt het non-interventionisme ten aanzien van politieke partijen door: het kabinet blijft aan de voorzichtige kant wat betreft de materiële normstelling en kiest transparantie als panacee. Daar zijn in dezen uiteenlopende redenen voor aan te voeren. Regels voor campagnevoering raken aan de politieke uitingsvrijheid, en dat betekent per definitie glad ijs. Dat de wetgever zich verre wil houden van de inhoud van politieke advertenties, is dan ook terecht. Eveneens is de pas op de plaats met betrekking tot technische voorschriften te billijken (gekozen is bijvoorbeeld niet voor het uitsluiten van bepaalde categorieën persoonsgegevens), gelet op enkele stelselfactoren die het gebruik minder in de hand werken dan in de Verenigde Staten, en de nog ongewisse effecten van microtargeting. Zeker indachtig een Europese wetgever die er geen gras over laat groeien.
Opvallend is wel dat waar terughoudendheid troef is, het kabinet uit eigen beweging ervoor kiest om ook traditionele advertenties onder het toepassingsbereik te doen vallen – de commissie-Remkes beperkte zich in haar adviezen tot advertenties op het internet. Op dit punt is de houding dus eerder proactief dan non-interventionistisch, terwijl de keuze voor het ruimere toepassingsbereik niet wordt toegelicht. Op die manier wordt dan weer wel recht gedaan aan de Nederlandse traditie om partijregulering min of meer terloops uit te breiden (zie hiervoor in deze bundel de bijdrage van Gerrit Voerman en Sebastiaan van Leunen).
Desalniettemin biedt het multimediale, openbaar raadpleegbare advertentieregister van de Wpp een aanvulling, hoe bescheiden ook, ten opzichte van zowel de huidige situatie als die onder toekomstige EU-regulering. Een bundeling van alle politieke reclame inclusief de achterliggende gegevens schetst een beeld van de verkiezingscampagne waardoor kiezers kunnen weten welke strijd achter de schermen woedt om hun gunst. In aanvulling daarop kan worden overwogen om de advertentie-uitgaven te maximeren, enerzijds ter bevordering van een gelijk speelveld voor partijen en anderzijds ter beperking van de rol van geld in de politiek.
1] Kamerstukken II 2018/19, 34430, nr. 10, 2 en 10-12.
2] Regelgeving die indirect van effect is op de campagne daargelaten, zoals de verantwoording van de uitgaven in het financieel jaarverslag, de regeling van zendtijdtoewijzing op de publieke omroep (respectievelijk de Wet financiering politieke partijen en de Mediawet), en natuurlijk strafrechtelijke grenzen.
3] Concept-memorie van toelichting op de Wet op de politieke partijen (concept-mvt Wpp), 22 december 2022, 22. Overigens moet die frase begrepen worden als ‘politieke advertenties, al dan niet met gebruik van microtargetingtechnieken’.
4] Vgl. I. Rubinstein, ‘Voter Privacy in the Age of Big Data’, in: Wisconsin Law Review 2014, nr. 5, 861-936, 882; B. Bodó, N. Helberger en C.H. de Vreese, ‘Political micro-targeting: a Manchurian candidate or just a dark horse?’, in Internet Policy Review 6 (2017), nr. 4; F.J. Zuiderveen Borgesius e.a., ‘Online politieke microtargeting. Een zegen of een vloek voor de democratie?’, in: Nederlands Juristenblad 2019, nr. 10, 662-669, 662.
5] B. Zarouali e.a., ‘Using a Personality-Profiling Algorithm to Investigate Political Microtargeting. Assessing the Persuasion Effects of Personality-Tailored Ads on Social Media’, in: Communication Research 49 (2020), nr. 8,1066-1091. Uit het onderzoek kwam naar voren dat introverte mensen eerder geneigd waren te stemmen wanneer zij doelwit waren van een negatieve, op angst gebaseerde politieke advertentie, terwijl bij extraverten juist door positieve, enthousiasmerende berichten dit effect werd teweeggebracht.
6] C. Cadwalladr en E. Graham-Harrison, ‘Revealed: 50 million Facebook profiles harvested for Cambridge Analytica in major data breach’, in: The Observer, 17 maart 2018.
7] Staatscommissie parlementair stelsel, Lage drempels, hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans (Amsterdam, 2018), 233.
8] Concept-mvt Wpp, 21.
9] Bijlage bij de Kamerbrief van de minister van BZK, Kamerstukken II 2020/21, 30821, nr. 126.
10] S. Maasbommel, ‘Het dossier microtargeting. Zelfregulering, Wpp, of lost de EU het op?’, in: Tijdschrift voor Constitutioneel Recht 13 (2022), nr. 4, 251-273.
11] Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende transparantie en gerichte politieke reclame, documentnummer COM(2021)731.
12] Art. 1 concept-Wpp.
13] Art. 57, derde lid concept-Wpp.
14] Art. 59 en 62 concept-Wpp.
15] Concept-mvt Wpp, 22.
16] Art. 1 concept-Wpp. Zie voor het onderscheid tussen ‘politieke partij’ en ‘politieke vereniging’ de inleiding van deze bundel.
17] Art. 70 concept-Wpp. Een blanco lijst is overeenkomstig art. 1 concept-Wpp ‘een groep van individuen die deelneemt aan verkiezingen met een lijst als bedoeld in art. H 3 van de Kieswet waarboven geen aanduiding van een politieke vereniging is geplaatst’.
18] Art. 1 concept-Wpp: ‘een natuurlijke persoon of rechtspersoon die politieke advertenties uitzendt, in welke vorm dan ook, via gebruikersinterface beschikbaar stelt of langs andere weg in het publieke domein brengt.’
19] Art. 59, tweede lid concept-Wpp.
20] Art. 1 concept-Wpp.
21] Art. 59, derde en vierde lid concept-Wpp; concept-mvt Wpp, 22.
22] Art. 59, tweede lid, onder b, sub iv concept-Wpp.
23] Concept-mvt Wpp, 70.
24] Waarin een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting kan worden gelezen. Zie L. Trapman, ‘De Wet op de politieke partijen. Een eerste blik’, in: Nederlands Juristenblad 2023, nr. 6, 428-435, 432-433.
25] C. van de Ven, ‘Propaganda op maat’, in: De Groene Amsterdammer, 23 april 2020, 46-51.
26] P. Sabel en F. Hendrickx, ‘Politieke partijen willen liever niet dat u dit weet: de geruisloze strijd om uw stem via Facebook’, in: de Volkskrant, 22 februari 2021.
27] Art. 61 concept-Wpp.
28] Art. 59, tweede lid concept-Wpp.
29] Concept-mvt Wpp, 71.
30] Idem, 21-23.
31] Idem, 21.
32] Zie de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Murphy. EHRM 10 juli 2003, ECLI:NL:XX:2003:AP0922 (Murphy),taaluit taalaan("en")rechtsoverwegingtaaluit taalaan("en")67.
33] C.J. Bennet, ‘Voter databases, micro-targeting, and data protection law. Can political parties campaign in Europe as they do in North America?’, in: International Data Privacy Law 6 (2016), nr. 4, 269-273.
34] Zuiderveen Borgesius e.a., ‘Online politieke microtargeting’, 666-668.
35] Al bestaat voor die veronderstelling wel enige aanwijzing; zie Zarouali e.a., ‘Using a Personality-Profiling Algorithm to Investigate Political Microtargeting. Ook in een meerpartijenstelsel kan microtargeting effect hebben op de waarschijnlijkheid dat iemand een bepaalde stem uitbrengt; zie T. Dobber, Data & Democracy Political microtargeting: A threat to electoral integrity? (dissertatie Universiteit van Amsterdam), 2020, 67-83.
36] G. Kefford e.a., ‘Data-driven campaigning and democratic disruption. Evidence from six advanced democracies’, in: Party Politics 29 (2023), nr. 3, 448-462.
37] Art. 12 Transparantieverordening. De bijzondere persoonsgegevens worden opgesomd in art. 9 van de AVG.
38] Amendementen van het Europees Parlement, aangenomen op 2 februari 2023 op het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende transparantie en gerichte politieke reclame, documentnummer P9_TA(2023)0027.
39] 433 voor, 61 tegen en 110 onthoudingen.
40] Concept-mvt Wpp, 23.
41] Commissie subsidiëring politieke partijen, Waarborg van kwaliteit (Den Haag, 1991), 22-23; L. Dragstra, Enige opmerkingen over partijfinanciering. De regelgeving voor publieke en private financiering van politieke partijen in Nederland en Duitsland nader bekeken en beoordeeld (Nijmegen, 2008), 9-12; Evaluatie- en adviescommissie Wet financiering politieke partijen, Het publieke belang van politieke partijen (Den Haag, 2018), 39.