'De minister-president: Een ambt in ontwikkeling', verslag van de presentatie van een veelzijdig boek

donderdag 3 juli 2025, 11:55

Op 2 juli 2025 werd het boek 'De minister-president: Een ambt in ontwikkeling' gepresenteerd. De boekpresentatie werd geopend door Afke Groen, een van de redacteuren en directeur van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, en co-redacteur Alexander van Kessel, onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, verzorgde een een inleiding. Hij gaf aan dat na het laatste onderzoek naar het ambt van minister-president in 2005, het weer tijd was voor een nieuw onderzoek. In het bijzonder omdat de minister-president meer is geworden dan 'de eerste onder zijn gelijken', onder andere doordat hij lid van de in belangrijkheid toegenomen Europese Raad is en omdat omdat het ambt van minister-president de hoofdprijs van de verkiezingen is geworden.

Het woord was vervolgens aan 'de nestor van de politieke wetenschappen', Joop van den Berg. Hij gaf zijn eigen reflectie op het ambt, en stond daarbij in het bijzonder stil bij minister-president Theo de Meester (1905-1907), die tot dan toe topambtenaar in Nederlands-Indië was. Hij was een relatief onbekende man die pas aan bod kwam nadat de politiek leider, Herman Goeman Borgesius, zelf had moeten weigeren. Als premier was De Meester geen groot succes, net als zijn hele kabinet. Een vergelijking met het kabinet-Schoof was daarmee simpel te maken, hoewel benadrukt werd dat het nog te vroeg was om goed terug te kijken op het premierschap van Schoof.

Een kritische noot had Van den Berg nog wel, in het boek ging het te weinig over de relatie tussen de koning en de minister-president. Na een kort intermezzo, waarin een filmpje getoond werd met interviews van verschillende premiers, was het tijd voor het panelgesprek met enkele schrijvers van bijdragen aan het boek.

Een discussiepunt was of er sprake was van een ontwikkeling in het ambt. Remieg Aerts benadrukte dat er geen sprake was van een rechte lijn, maar van een opeenhoping van eigenschappen en bevoegdheden van individuele premiers. Jerfi Uzman zag daarentegen het patroon van een grotere taak van de overheid, vanwege de verzorgingsstaat en de toegenomen complexiteit, waardoor een grotere rol voor een premier voor de hand ligt. Ronald Kroeze voegde daar nog aan toe dat er ook een grote plaats toegekend kan worden aan gebeurtenissen die het ambt gevormd hebben.

Myrte van der Zwet kreeg de vraag van panelleider Van Kessel waarom we nog geen vrouwelijke premier hebben gehad. Daarbij kwam het voorbeeld van Marga Klompé ter sprake. Zij was voorgesteld, maar achtte zichzelf niet economisch en financieel onderlegd en Nederland nog niet rijp voor een vrouwelijke premier. De uiteindelijke premier werd Piet de Jong, die overigens net zomin over economische en financiele kennis beschikte. Van der Zwet wees erop dat Nederland achterloopt doordat minderheden vaak lastiger kunnen meedoen met de informele regels, zoals die bij een kabinetsformatie. Aerts vulde nog aan dat hier ook een grote verantwoordelijkheid ligt voor partijen; de grote vier (CDA, VVD, PVV en PvdA) hebben slechts weinig vrouwelijke lijsttrekkers voorgedragen.

De eer om het eerste exemplaar in ontvangst te nemen van co-redacteur Jasper Dekker was aan voormalige minister-president Jan Peter Balkenende (2002-2010). Hij gaf vervolgens zijn eigen reflectie op het ambt van minister-president, daarbij vooral puttend uit zijn eigen tijd. Hij benadrukte dat het belangrijk was om dingen te bereiken en samen te werken, maar dat humor en zelfspot ook onmisbaar zijn. Verbeterpuntjes had hij ook voor het boek: hij vond dat hij soms teveel werd overgeslagen en was het niet met alles over zijn premierschap eens. Desalniettemin vond hij het een interessant boek en een mooie start voor reflectie. Afsluitend zei hij: "Het premierschap is geen ambt, het is veel meer dan dat".