N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De verdwenen volkspartij
De klassieke volkspartij is bezig uit ons land te verdwijnen. De PvdA zakte in 2017 terug tot negen zetels in de Tweede Kamer, waarvan zij zich zelfstandig niet meer herstelde. Het CDA stortte in 2023 vrijwel volledig in; het hield bij de verkiezingen van dat jaar nog maar vijf zetels over. Volgens peilingen is daar herstel mogelijk, maar als echte volkspartij?
Maar, wat is dan een ‘volkspartij’? 1)
Je kan het begrip zuiver beschrijvend gebruiken. Het is dan een partij die er niet op uit is een specifieke groep te vertegenwoordigen, maar die zich wil oriënteren op het volk als geheel, zij het met een uitgesproken missie of programma. Zo’n partij behoort, wil zij die naam waard zijn, een flink deel van te bevolking te kunnen mobiliseren. Dat lukt haar mede daarom, omdat zij in de samenleving beschikt over nauwe relaties met maatschappelijke organisaties en instellingen die haar missie in grote lijnen delen. Zij is niet alleen electoraal maar ook maatschappelijk stevig ingebed.
In Nederland is die inbedding vaak beschreven als ‘verzuiling’, omdat zij vanaf 1900 decennia lang die vorm had aangenomen. Maar dat hoeft niet het geval te zijn. Ook in landen om ons heen zijn er volkspartijen met sterke maatschappelijke banden, zonder dat er wordt gesproken van ‘verzuiling’. Als verzuiling beschouwen wij het verschijnsel dat zich hele segmenten van de bevolking in één verband van organisaties hebben opgesloten.
Maar, de volkspartij is niet alleen een empirisch waarneembaar verschijnsel. Het is ook een politiek-ideologisch geladen begrip. Het is het product van een Franse katholieke doctrine, die tegen het einde van de jaren dertig twee vormen van harde polarisatie wilde doorbreken: de in Europa – maar vooral in Frankrijk - sterke tegenstelling tussen klerikalen en antiklerikalen en daarnaast die tussen arbeiders- en burgerlijke klasse. In de meeste landen waar deze doctrine, ‘personalisme’ genaamd, voet aan de grond kreeg, leidde dat na 1945 tot de christendemocratie.
In Frankrijk zelf had zij geen erg lang leven, maar tot in de jaren vijftig was zij van groot belang, omdat zij aan de wieg stond van de Europese integratie. Aan de Franse christendemocratie is bijvoorbeeld de naam verbonden van Robert Schumann. In Duitsland, België en Italië had zij een langer leven en werd zij zelfs heel lang de dominante politieke stroming. In Nederland kreeg zij maar ten dele voet aan de grond: zij vormde de vooroorlogse RKSP om tot de moderne christendemocratische KVP. De oude protestantse partijen, ARP en CHU, deden niet mee; pas in de jaren zeventig sloten zij zich bij de christendemocratische gedachte aan.
De ironie van de geschiedenis is dat in ons land het personalisme, vooral via ds. Willem Banning, zijn weg vond naar… de sociaaldemocratie.2) .Al in 1937 had de SDAP afscheid genomen van de klassenstrijd (zij het niet van het besef van klassenongelijkheid) en aan het eind van de Duitse bezetting werd de opening gemaakt naar mannen en vrouwen uit de kring van hervormden en katholieken.
Daarin was de nieuwe Partij van de Arbeid, die naast klassieke sociaaldemocraten ook vrijzinnig democraten en vooruitstrevende christenen ging omvatten, tamelijk uniek in Europa. De partij die er nog het meest op leek, was de breed opgezette Labour Party. Bij de kiezers had deze ‘Doorbraak’ aanvankelijk niet gek veel succes. Nogal paradoxaal dankte de PvdA in de jaren vijftig haar grote stemmenwinst uitgerekend aan de ouderwetse sociaaldemocraat Willem Drees. In de rest van continentaal Europa bleef de sociaaldemocratie de klassenpartij die zij steeds was geweest, totdat in Duitsland in 1959 de SPD door de oude grenzen heen brak en zich in het Godesberger Programm omvormde tot een moderne volkspartij, zoals bij de Britten en de Nederlanders. Franse en Italiaanse socialisten en op de lange duur zelfs de communisten in beide landen zouden het voorbeeld van Labour volgen.
Twee factoren hebben het succes van de volkspartijen geleidelijk ondergraven.3) In de eerste plaats werden zij al te breed en begonnen zij aan karakter en mobilisatievermogen te verliezen. Optreden en beleid werden rijkelijk technocratisch, ideologisch armoedig en voornamelijk gericht op continuering van hun macht. Niet toevallig raakte het begrip ‘catch-all party’ (vondst van de politicoloog Otto Kirchheimer) in zwang.4) Daarnaast raakten de meeste volkspartijen steeds losser van de met hen verwante maatschappelijke organisaties. Vakbeweging, kerken en allerlei organisaties op het terrein van onderwijs, zorg en landbouw gingen meer en meer hun eigen weg. De individualisering, die kiezers losmaakte van vaste verbanden, bewerkstelligde dat zij hun eigen keuzes gingen maken tussen diverse belangen en idealen.
Het politiek bestel raakte in heel Europa versnipperd en vooral de grote volkspartijen raakten gedateerd. Een afdoend antwoord op deze versnippering en hun verminderde aantrekkingskracht wisten zij tot nu toe niet te vinden. Daarmee werd echter tevens de ruimte geschapen voor populistische stromingen en belangenpartijen, die de plaats gingen innemen van de oude volkspartijen.
Zeker, deze partijen zullen in deze vorm niet terugkeren, maar toch zou het de moeite lonen te zoeken naar nieuwe vormen voor de oude volkspartij. Ik bedoel daarmee, zoals ik al eens heb betoogd,5) een partij met een klasse overstijgende en cultureel brede aanhang; met een richtinggevende, duurzame en overtuigende missie; met een open en pluriforme organisatie. Een partij bovendien die goede verbindingen onderhoudt met belangrijke maatschappelijke organisaties en initiatieven.
-
1)Joop van den Berg, ‘De “volkspartij”: naar het einde of naar transformatie?’, in: Christen Democratische Verkenningen, jg. 43, Herfst 2023, 25 – 33.
-
2)Ruud Koole, Gerechtigheid en vrijheid. Een kleine geschiedenis van de sociaaldemocratie, Amsterdam: van Gennep 2025, 31 – 51; Frans Becker en Gerrit Voerman (red.), Zeventig jaar Partij van de Arbeid, Amsterdam: Boom 2016.
-
3)Peter Mair, ‘Ruling the Void: the Hollowing of Western Democracy’, in: New Left Review, nov./dec. 2006, 25 – 51.
-
4)André Krouwel, The Catch-All Party in Western Europe 1945 – 1950: A Study in Arrested Development, Amsterdam: Vrije Universiteit (diss.).
-
5)J.Th.J. van den Berg, ‘Parlement zonder volkspartijen’, column www.parlement.com, 21 februari 2025.
Prof. dr. J.Th.J. van den Berg, is fellow van het Montesquieu Instituut. Hij was eerder hoogleraar in Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij maakte tevens deel uit van de Eerste Kamer.