‘En mijn stem dan...’ - gesproken column

dinsdag 16 september 2025, 11:14, analyse van Lotfi El Hamidi

Column van Lotfi El Hamidi, gesproken tijdens een politieke bijeenkomst rondom Prinsjesdag aan de Haagse Hogeschool

Vertrouwen is een kostbaar goed. En daarom ook zeer breekbaar. Dat is al zo tussen individuen onderling, maar nog meer als het gaat om de samenleving als geheel.

Het vertrouwen in de politiek daalt al zo lang dat er inmiddels een generatie opgroeit die zich afvraagt of het ooit anders is geweest. Ik ben begin deze eeuw volwassen geworden, op het moment dat Pim Fortuyn opkwam en het aangezicht van de politiek voorgoed veranderde, al werd hij vermoord nog voordat hij zelf plaats kon nemen in het centrum van de macht, hier in Den Haag.

Er is een politiek voor, en een politiek na Fortuyn. Laat ik mijn vader hier als getuige van de geschiedenis opvoeren. Hij migreerde begin jaren zeventig vanuit Marokko naar Nederland als gastarbeider en verwachtte binnen afzienbare tijd weer terug te keren naar zijn geboorteland. Maar hij bleef uiteindelijk en werd onbedoeld een Nederlandse burger, met in principe alle rechten en plichten die daarbij horen. Wat betekende dat voor zijn begrip van de democratie?

In Marokko werd hij zelf politiek bewust in de turbulente jaren onder het regime van de toenmalige koning Hassan II. Hij voelde zich aangetrokken tot de arbeiderspartij en las de socialistische krant. Maar in de zogeheten ‘Jaren van Lood’ was het te gevaarlijk geworden om politiek actief te zijn. De staatsrepressie maakte Marokkanen monddood en diep wantrouwend, niet alleen tegenover de overheid maar ook onderling.

Als dat je referentiekader is, dan voelt de Nederlandse politiek als een verademing. Mijn vader hoorde minister-president Joop den Uyl spreken en zonder hem volledig te verstaan vertrouwde hij hem. Voor opvolgers Dries van Agt, Ruud Lubbers en Wim Kok had mijn vader diep ontzag. Zij straalden staatsmanschap uit.

Toen mijn vader al meer dan dertig jaar in Nederland aan het werk was, kwam ik erachter dat hij nog altijd geen Nederlands paspoort had aangevraagd. Hij had een verblijfsvergunning die hij steeds weer na aantal jaren verlengde. De rol van gast had mijn vader kennelijk geïnternaliseerd, al woonde hij inmiddels langer in Nederland dan hij in Marokko had geleefd. Met een verblijfsvergunning kun je niet stemmen tijdens landelijke verkiezingen, alleen lokaal. Maar mijn vader hoefde niet landelijk te stemmen, vond hij. Want wie er ook verkozen werd, Nederlandse politici handelen in het landsbelang. Hij had een onbegrensd vertrouwen in volksvertegenwoordigers, die in hun wijsheid en kunde het welzijn van álle Nederlanders vooropstellen.

Tot begin deze eeuw dus, toen politici als Pim Fortuyn, Rita Verdonk en Geert Wilders vonden dat sommige Nederlanders meer gelijk waren dan andere Nederlanders. Dat was het moment dat mijn vader een paspoort aanvroeg. Hij kon geen passieve deelnemer van de democratie meer zijn. Nu moest je wel stemmen, als je tegenwicht wilde bieden aan partijen die met zondebokpolitiek hele bevolkingsgroepen wegzetten als tweederangs. Maar de geest was uit de fles: een grote groep Nederlanders vond het land te vol en dat asielzoekers, migranten en hun kinderen voorgetrokken werden. Eigen volk eerst.

Natuurlijk, er liggen allerlei oorzaken aan dat sentiment, ik wil de vorige eeuw niet romantiseren. Globalisering of het vrijemarktdenken heeft vanaf de jaren tachtig niet iedereen de beloofde welvaart gebracht. Verloederde arbeiderswijken, misdaad, afbrokkelende solidariteit, afbraak van sociale voorzieningen, het is allemaal waar. Maar waarom moeten andere kwetsbare groepen daarvoor boeten? Waarom moeten publieke waarden als tolerantie, verdraagzaamheid en respect opzijgeschoven worden?

Ik zal nooit vergeten toen mijn vader in aanloop naar de landelijke verkiezingen van 2010 mij de opdracht gaf om op PvdA-lijsttrekker Job Cohen te stemmen, want dat was volgens hem een ‘beschaafde man’. Ik antwoordde mijn vader dat Nederland uitgekeken was op zoiets als ‘beschaving’. Het is nu ieder voor zich.

Je kunt je afvragen of de politiek een afspiegeling is van de samenleving of juist omgekeerd. Ik denk eerder een wisselwerking. Individualisering heeft van veel burgers consumenten gemaakt. We stemmen alsof we een apparaat in de MediaMarkt uitkiezen. Een politieke partij moet aan álle particuliere wensen van de kiezer voldoen, en die verwacht ook nog een soort ‘niet goed, geld terug’ garantie. Dat ligt niet alleen aan de kiezer, want de moderne politicus stelt zichzelf op als marktkoopman. Politici doen beloftes die zij niet kunnen waarmaken en verwachten vervolgens dat de kiezer het ze vergeeft. Maar die kiezer vergeet en vergeeft niet. Het gevolg: nog meer teleurstelling, nog meer wrok, nog meer burgers die afhaken.

Maar verwacht de kiezer niet gewoon te veel van de politiek? Hoe erg is het nou gesteld met het land? Je moet misschien met de blik van de buitenstaander naar Nederland kijken om te beseffen in welke bevoorrechte positie je bevindt als burger van dit land. Kijk naar Peter Vandermeersch, voormalig hoofdredacteur van NRC Handelsblad, geboren in België en nu woonachtig in Ierland. In een interview onlangs in De Telegraaf vroeg hij zich retorisch af of Nederlanders wel eens in het buitenland komen. “Nederland is het aards paradijs”, verzekerde hij, “het is een goed land om in te wonen en te werken.” Hij vergeleek Nederland met een klas vol klagende jongens en meisjes.

Misschien is dat het wel. Nederlanders zijn een stel verwende krengen geworden. Het zit ‘m al in de thematitel van deze middag: ‘En mijn stem dan?!’ Het is egocentrisch en onverantwoord. Als je stemt, vergeet dan niet dat je de volgende dag dezelfde tram, klas of werkvloer deelt met zoveel andere mensen, die allemaal verschillend zijn. Je kunt ze niet via de stembus wegtoveren. Samenleven is geen alles-of-niets wedstijd. Laat je niet gek maken door politici die doen alsof dat wel zo is. Want samenleven is een opdracht en ja, soms een uitdaging. Maar samenleven zul je.

Dus, als je straks in het stemhokje staat, stel jezelf dan de vraag: kies ik voor mezelf ten koste van een ander, of kies ik voor een ander ten behoeve van mezelf?