N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Rechtsstaat en rechtsstatelijkheid
Sinds het Kinderopvangtoeslagenschandaal lijkt de rechtsstaat een van de centrale politieke strijdpunten te zijn. De Staatscommissie rechtsstaat, die naar aanleiding daarvan was ingesteld, overhandigde in de zomer van 2024 haar rapport aan het kabinet-Rutte IV, het parlement en de rechtspraak. Haar rapport droeg de veelzeggende titel ‘De gebroken belofte van de rechtsstaat’. Zij kwam daarin tot het oordeel dat de Nederlandse rechtsstaat was verwaarloosd en deed een aantal voorstellen voor verbetering.
Kort daarna trad het kabinet-Schoof aan. Hoewel zijn regeerprogramma stelde dat het de rechtsstaat wil versterken, had dit kabinet vanuit rechtsstatelijk oogpunt soms hoogst twijfelachtige voornemens. Denk aan het plan om staatsnoodrecht in te zetten om de asielinstroom te beperken. Volgens sommigen illustreerde het aantreden van het kabinet-Schoof zelfs dat de beslissende politieke scheidslijn niet langer lag tussen ‘links’ en ‘rechts’, maar tussen ‘democraten’ (die de rechtsstaat omarmen) en ‘antidemocraten’ (die zich tegen de rechtsstaat keren). Met de verkiezingen in aantocht is het daarom interessant om te bezien hoe de verschillende politieke partijen zich verhouden tot de rechtsstaat. Zijn partijen voornemens om de Nederlandse rechtsstaat te versterken en zo ja, hoe?
Rechtsstatelijke dimensies
De meeste verkiezingsprogramma’s wijden een aparte paragraaf aan de versterking van de Nederlandse rechtsstaat. De VVD benoemt de Nederlandse rechtsstaat zelfs al in de eerste zin van haar verkiezingsprogramma. Dat vrijwel alle partijen stellen dat zij de rechtsstaat willen versterken, betekent echter niet dat zij hierover dezelfde ideeën hebben. De partijen lijken in hun verkiezingsprogramma’s de rechtsstaat vanuit drie verschillende dimensies te bezien: de sociale dimensie, de institutionele dimensie en de veiligheidsdimensie. Binnen deze dimensies hebben partijen (meer of minder) plannen om de rechtsstaat te versterken.
Partijen in het centrum en aan de linkerkant van ons politieke spectrum lijken versterking van de rechtsstaat vooral te zoeken in de sociale dimensie: ‘werkt’ de rechtsstaat voor mensen? Zo stellen de verkiezingsprogramma’s van GroenLinks-PvdA, CDA en D66 extra te willen investeren in de sociale advocatuur, waardoor de bescherming die de rechtsstaat biedt voor meer mensen bereikbaar wordt.
Ook de partijen die de institutionele dimensie van de rechtsstaat – dat wil zeggen: hoe de overheid is georganiseerd – willen versterken, lijken voornamelijk uit het centrum of uit de linkerkant van ons politieke spectrum te komen. Zo wil D66 de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid van de minister van J&V richting het OM schrappen, wil het CDA benoemingsprocedures onder de loep nemen om te kijken of deze niet te politiek zijn en willen GroenLinks-PvdA, CDA en D66 grondwettelijke toetsing invoeren.
De politieke partijen die de rechtsstaat beschouwen vanuit de veiligheidsdimensie, bevinden zich veelal aan de rechterkant van ons politieke spectrum. Zo koppelt JA21 in zijn verkiezingsprogramma de rechtsstaat aan strenger straffen en aan investeringen in de strafrechtketen. De VVD wil de rechtsstaat versterken door criminaliteit beter te bestrijden. De PVV vindt dat islamitisch onderwijs verboden zou moeten worden, aangezien deze vorm van onderwijs de sharia zou propageren en dit onverenigbaar is met de rechtsstaat.
Niet alleen in woord, ook in daad
Welke partij ‘zorgt’ nu het best voor onze rechtsstaat? Traditiegetrouw doet de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA) een poging deze lastige vraag te beantwoorden. Voorafgaand aan de verkiezingen publiceert zij een rapport over de rechtsstatelijkheid van de verkiezingsprogramma’s. Hierin krijgen partijen een oordeel of bepaalde plannen de rechtsstaat kunnen verbeteren (groen), mogelijk een risico zijn voor de rechtsstaat (geel) of regelrecht in strijd zijn met de rechtsstaat (rood). Hiermee lijken zij een vrij duidelijk overzicht te geven over de rechtsstatelijkheid van de verkiezingsprogramma’s. Het is bijvoorbeeld duidelijk dat het plan van PVV om islamitisch onderwijs te verbieden, geen versterking van de Nederlandse rechtsstaat is, nu dit plan één religie achterstelt ten opzichte van andere. Het beschadigt dus juist de rechtsstaat. Er is echter ook wel wat op de rapporten van de NOvA af te dingen. Zo werden bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen plannen om een vorm van constitutionele toetsing in te voeren consequent als ‘groen’ beoordeeld, terwijl er ook goede argumenten zijn om tegen de invoering van zulke toetsing te zijn: méér rechter is niet noodzakelijk beter.
Daarom is het belangrijk om niet enkel te tellen welke partij de meeste plannen heeft om de rechtsstaat te versterken – als rekenen met vele, ongelijksoortige plannen waarmee partijen komen überhaupt mogelijk is. Belangrijker is om na te gaan of een politieke partij niet alleen in woord, maar ook in daad laat zien bereid te zijn goed voor de rechtsstaat te zorgen. Dat is makkelijker dan je denkt. Een belangrijk signaal daarvoor is dat een partij tegenspraak omarmt, ook als dat het behalen van haar beleidsdoelen bemoeilijkt. Suggereren dat het negeren van rechterlijke uitspraken een serieuze beleidsoptie is, burgers opruien tegen het openbaar gezag of zeggen dat de Raad van State de pot op kan fungeren in dat licht als ernstige waarschuwingssignalen.
Bas Pasterkamp is docent-promovendus constitutioneel recht aan de Universiteit Maastricht. Joost Sillen is hoogleraar staatsrecht aan de Universiteit Maastricht.