Kamerleden: geen spijbelaars

maandag 28 mei 2018, Prof.Dr. Bert van den Braak

In België krijgen Kamerleden die te vaak afwezig zijn bij stemmingen een lagere vergoeding. Alleen wie bij meer dan 80 procent van de stemmingen in commissies en plenaire vergadering aanwezig is, krijgt de volledige vergoeding.

Over de inhoud van dit voorstel gaat het nu niet, al kan de kanttekening worden gemaakt dat een groot verschil is dat in de Belgische Kamer elektronisch - en dus altijd op de persoon herleidbaar wordt gestemd - en dat bij ons hoofdelijke stemmingen uitzonderingen zijn.

Vraag is echter of het wel zo slecht gesteld is met de aanwezigheid van Kamerleden. Wie naar de aantallen in de (digitale) Handelingen kijkt, valt op dat de opkomst tegenwoordig hoog tot zeer hoog is. Dat was in het verleden bepaald wel anders, zeker op donderdagen. In het verleden was de Tweede Kamer meestal alleen de eerste vergadering na verkiezingen en op de dag van de regeringsverklaring nagenoeg voltallig.

Maar zelfs toen gold al dat door de bank genomen er weinig Kamerleden waren die - behoudens bij ziekte - langdurig en structureel verzuimden. In 1963 werd een KVP-lid (M. Janssen) gekozen, die na anderhalf jaar afwezigheid vanwege ziekte, ontslag nam.

Nu is er een verschil tussen aanwezig op papier en aanwezig in de praktijk, maar dat was in het verleden niet anders. Als bedacht wordt dat in 1888 het ledental van de Tweede Kamer op 100 kwam en het tot 8 december 1949 duurde voordat er een stemming was waaraan alle leden deelnemen (over de Soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië) dan is dat toch opmerkelijk. De eerste keer dat alle 150 leden meestemden was op 18 december 1980 (over het abortusvoorstel van het kabinet-Van Agt I). Dat was 24 jaar na de uitbreiding van 100 naar 150 leden.

Opmerkelijk is ook dat zelfs bij een 'monument' van een politiek debat, de Nacht van Schmelzer, uiteindelijk slechts 137 leden stemden. Enkelen waren in het buitenland, sommigen waren ziek en een enkel lid verliet voortijdig de vergadering.

De eerste keer dat alle 75 leden van de Eerste Kamer stemden, was overigens op 14 december 1976 toen het initiatiefvoorstel van VVD en PvdA over abortus werd verworpen.

Tegenwoordig komen stemmingen bij (bijna) voltalligheid van de Kamer vaker voor, denk aan de stemmingen in beide Kamers over het initiatiefvoorstel-Dijkstra over de donorregistratie. In het verleden was de Tweede Kamer meestal alleen de eerste vergadering na verkiezingen en op de dag van de regeringsverklaring nagenoeg voltallig. Deze eeuw gebeurt dat veel vaker, waarbij uiteraard meespeelt dat politieke krachtsverhoudingen aanwezigheid van velen verlangen. Geen stem kan gemist worden.

Vroeger werd hoofdelijke stemming sporadisch gebruikt als 'obstructie'-middel. In februari 1979 vroeg Marcel van Dam zo'n stemming over een ordevoorstel. Daarmee blokkeerde hij voortzetting van het debat over de begroting Volkshuisvesting uit onvrede over de wijze van antwoorden door minister Beelaerts van Blokland.

Toen in 1909 de vrijzinnig-democratische afgevaardigde voor het district Den Helder Zadok van den Bergh zijn vier jaar afsloot na veelvuldige absentie, kon hij herverkiezing vergeten. Van den Bergh was tevens wethouder van Amsterdam. Vandaar.

Een Kamerlid dat er een potje van maakt qua werkzaamheid zal snel door de fractie- en partijleiding op de vingers worden getikt. Het is waar dat machtsmiddelen om dat te corrigeren ontbreken. Aanleiding om die wel te verzinnen, is er echter nooit geweest. Nederlandse Kamerleden zijn tamelijk trouwe 'bezoekers' van hun eigen vergaderingen en spijbelen zelden.

Deze bijdrage stond in