De Wet financiering politieke partijen aangepast: subsidie voor lokale partijen, strengere regels voor landelijke partijen

maandag 25 april 2022, 13:00, Prof.Dr. Gerrit Voerman

Twee weken geleden nam de Tweede Kamer de gewijzigde Wet financiering politieke partijen (Wfpp) aan. Begin 2018 was het rapport Het publieke belang van politieke partijen verschenen, dat was opgesteld door de commissie-Veling die de Wfpp had geëvalueerd. Het duurde bijna vier jaar voordat de Tweede Kamer zich boog over de door de commissie voorgestelde wijzigingen. Dat het zo lang heeft geduurd lag vooral aan het kabinet, dat maar geen vaart maakte.

Een groot deel van de aanbevelingen van de commissie – waarvan schrijver dezes deel uitmaakte – zijn in de aangepaste wet overgenomen. Voor een deel hadden die adviezen een technisch karakter. In twee opzichten betekenen de door de Tweede Kamer aangenomen wijzigingen in de Wfpp echter een duidelijke breuk met het verleden.

In de eerste plaats betreft dat het besluit om eindelijk vanaf 1 januari 2024 de lokale partijen te sub­si­diëren, in het kader van de nog op te stellen Wet politieke partijen (Wpp). Bij de gemeenteraads­ver­kiezingen van maart dit jaar werden de lokale partijen bij elkaar genomen opnieuw de grootste politieke groepering. Maar waar de afdelingen meeprofiteren van de subsidie van de overheid aan de landelijke partijen, moeten zij het zonder financiële steun doen. De commissie-Veling meende dat het feit dat de lokale partijen (en overigens ook de provinciale en waterschaps­par­tijen) niet in aanmerking kwamen voor subsidie, tot een ongelijkheid leidde ‘die niet langer te verdedigen valt’.

De Tweede Kamer was het daarmee in grote meerderheid eens – alleen de PVV-fractie stemde tegen. Daarmee is een belangrijke aanbeveling van de commissie-Veling overgenomen. Overigens was zij bepaald niet de enige die voor de subsidiëring van de lokale partijen heeft gepleit: de Raad voor het Openbaar Bestuur, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, organisaties van burgemeesters, raadsleden en wethouders, de Unie van waterschappen – alle riepen zij het kabinet op om tot subsidiëring over te gaan. Onduidelijk is nog wel waar de 10 miljoen subsidie voor de lokale partijen vandaan moet komen. Minister Hanke Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wilde dat bedrag in mindering te willen brengen op de 25 miljoen die de landelijke partijen jaarlijks ontvan­gen, maar daarvan was de Kamer niet gediend: de gelden moesten elders worden gezocht.

De tweede majeure wijziging van de Wfpp heeft betrekking op een aanbeveling van de commissie-Veling die de Tweede Kamer juist niet overgenomen, namelijk haar advies om voorlopig niet over te gaan tot de invoering van een donatieplafond. De commissie zag daarvoor in het begin van 2018 onvoldoende aanleiding, maar adviseerde wel ‘om hier de vinger aan de pols te houden. Mocht in de toekomst blijken dat de hoogte van de donaties substantieel toeneemt, dan zal opnieuw moeten worden bezien of de invoering van een maximumbedrag wenselijk is.’ De commissie veronderstelde dat het niet met zo’n vaart zou lopen, maar na een paar jaar was zij al door de feiten ingehaald: in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart 2021 ontving het CDA 1,2 miljoen euro, D66 een miljoen, FVD een half miljoen, en de PvdD 350.000 euro. Alles bijeen genomen ontvingen de partijen in de aanloop naar de Kamerverkiezingen bijna 14 miljoen euro aan donaties.

Het kabinet vond het niet nodig om hier iets aan te doen. De Tweede Kamer daarentegen meende dat deze binnen de Nederlandse verhoudingen grote giften afbreuk doen aan ‘het beginsel van gelijke kansen’ en dat zij de mogelijkheid van oneigenlijke beïnvloeding en op zijn minst de schijn van belangenverstrengeling met zich meebrengen. Op voorstel van de SP besloot zij tot een verbod van giften boven de (cumulatief) 100.000 euro per gever per jaar – zowel aan een politieke partij als aan haar neveninstellingen en kandidaten, ‘alleen of gezamenlijk’. Ook de hierboven genoemde partijen die eerder grote bedragen hadden ontvangen stemden voor de maximering, behalve FVD.

Verder nam de Kamer voorstellen aan die de transparantie van de partijfinanciën vergroten: zo moet van giften boven de 1000 euro de naam van de schenker openbaar worden gemaakt (in plaats van de huidige drempel van 4500 euro), en dienen donaties van boven de 10.000 euro binnen drie dagen bekend te worden gemaakt. Ook besloot de Kamer giften uit het buitenland te verbieden.

Al met al kunnen deze wijzigingen van de Wfpp als een stap in de goede richting worden beschouwd. Het speelveld van de lokale politieke actoren wordt evenwichtiger, giften worden gemaximeerd en de transparantieregels aangescherpt. Dat wil niet zeggen dat we er hiermee al zijn. Het maximale bedrag van een ton dat geschonken mag worden is hoog, ook vergeleken met het bui­tenland. Een voorstel van GroenLinks om de grens te leggen bij 25.000 euro werd verworpen, mede door de tegenstem van VVD, D66, CDA, PvdD en FVD.

Niettemin is er met de maximering een prin­cipiële stap gezet; in de toekomst kan de discussie gaan over het verlagen van het donatie­plafond. Verder is een verbod denkbaar van het doen van giften door niet-natuurlijke rechtspersonen, waarmee niet-transparante schenkingen door schimmige stichtingen aan banden word gelegd. ‘Alleen natuurlijke personen mogen stemmen en het ligt daarmee in de rede dat ook enkel natuurlijke personen een gift mogen doen’, aldus een motie van de SP, die het evenmin haalde.

Deze en andere moties beogen de onafhankelijke positie van de politieke partijen te versterken en het politieke proces transparanter te maken – en daar zou toch eigenlijk niemand tegen kunnen zijn.

 

Prof. Gerrit Voerman is hoogleraar Nederlandse en Europese partijstelsels en tevens directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) van de Rijksuniversiteit Groningen.

Deze bijdrage stond in