De populisten verliezen. Of toch niet?

dinsdag 11 april 2023, 10:30, analyse van dhr Jeroen Bult

Onder normale omstandigheden, zonder de oorlog in Oekraïne, zou de internationale (media-)belangstelling voor de parlementsverkiezingen in Estland van 5 maart jl. waarschijnlijk nooit zo groot zijn geweest. Al sinds het begin van Ruslands bloedige invasie in februari 2022 is de kleine republiek koploper wat betreft het sturen van wapens naar en het opnemen van vluchtelingen uit Oekraïne. Premier Kallas is een gewilde gast bij de grote nieuwszenders en wrijft hun kijkers (alsook haar Europese collega’s) graag in dat Estland altijd al heeft gewaarschuwd voor Ruslands notoire onbetrouwbaarheid en imperialistische grillen.

Dat Kallas’ liberale Hervormingspartij (Reformierakond) de verkiezingen zou gaan winnen, stond van tevoren wel vast. Het waren vooral twee andere, verwante vragen die de analisten bezighielden. Zou de rechtspopulistische Estse Conservatieve Volkspartij (EKRE) ook meer zetels weten binnen te hengelen en zou die partij er vervolgens in kunnen slagen om samen met de linkspopulistische Centrumpartij (Keskerakond) en het gematigd-conservatieve Vaderland (Isamaa) achter de rug van Kaja Kallas om een alternatieve coalitie te vormen? Immers, de drie partijen hadden dat omstreden scenario al eens eerder toegepast, na de vorige verkiezingen in 2019.

Het gevolg was een regering die van schandaal naar schandaal strompelde. Schandalen die grotendeels verband hielden met uitspraken van het leiderschap van EKRE, dat van vader en zoon Helme, alias ‘de hoeden.’ Het zou te ver voeren alle rellen op hier te lepelen, maar als trefwoorden kunnen homofobie, beledigingen aan het adres van bevriende regeringsleiders en een totale obsessie door ‘Süvariik’ (‘Deep State’) worden genoemd. Begin 2021 was het afgelopen – ironisch genoeg als gevolg van corruptie-gerelateerde alternatie rond de Centrumpartij.

Als oppositiepartij zou EKRE vervolgens vooral inzetten op twee zaken die direct verband houden met de oorlog in Oekraïne: het beschimpen van vluchtelingen uit dat getergde land en het bekritiseren van het in ijltempo stijgen van de kosten van levensonderhoud – volgens premier Kallas een prijs die Estland moet betalen om Oekraïne te steunen en Rusland hard aan te pakken. De Helmes laadden al snel de verdenking op zich dat zij er een dubbele agenda op nahielden en verschillende electorale doelgroepen naar de mond wilden praten. Enerzijds trachtte EKRE mee te liften op de groeiende anti-Russische sentimenten, door de verwijdering van de resterende Sovjet-monumenten – voor veel Esten inmiddels symbolen van de nieuwe variant van Ruslands expansiezucht, die van Vladimir Poetin – en de classificatie van Rusland als ‘terroristische staat’ bij te vallen. Anderzijds sprak de partij zich uit voor een neutrale stellingname in het conflict (‘Wij zijn niet voor Rusland of Oekraïne, maar voor vrede’) en verweet zij de EU en premier Kallas ‘het eigen energie-aanbod te vernietigen.’ Hiermee leken de rechtspopulisten de Russische minderheid in Estland, respectievelijk de over de torenhoge inflatie mopperende burgers te willen paaien.

Het kwam EKRE steeds meer op de aantijging te staan dat zij de lieveling van Moskou is – temeer omdat de Russische propagandashow 60 Minoet aandacht had besteed aan een protestbijeenkomst in het centrum van Tallinn, tijdens welke Helme junior de regering verantwoordelijk stelde voor de hoge elektriciteitstarieven. ‘EKRE heeft zich [op sociale media] omringd met pro-Kremlin- en samenzweringstrollen die het geradicaliseerde extremisme in de samenleving weerspiegelen’, waarschuwde de krant Eesti Päevaleht alvast. De grote vraag was dus, of diezelfde mopperende burgers op 5 maart zouden toehappen.

Kort voor de stembusgang speelden twee andere kwesties op die die vraag nog veel interessanter en prangender maakten. Eerst riep zoon Helme dat het leveren van wapens aan Oekraïne ten koste van Estlands eigen verdedigingskracht ging en dat de top van de nationale strijdkrachten, die het had gewaagd dat tegen te spreken, loog. Vervolgens kwam de Amerikaanse nieuwswebsite Politico met de onthulling dat Wagner, het beruchte particuliere leger van Poetins vertrouweling Jevgeni Prigozjin, in 2019 had geprobeerd toenadering te zoeken tot EKRE en haar met het oog op de Europese verkiezingen later dat jaar financiële ondersteuning had aangeboden. Eesti Päevaleht spitte de zaak verder uit en haalde documenten aan, waaruit zou blijken dat het netwerk van Prigozjin ‘de euroscepsis en [de onvrede over] de militarisering door de NAVO, de sociale problemen en het verdwijnen van de democratie [sic, J.B.] in Estland’ wilde uitbuiten. EKRE moest daarbij als redder in nood worden aangeprezen.

Dat ontkende in alle toonaarden en ontwaarde ‘een hetze.’

Hoogstwaarschijnlijk had al deze deining enkele kiezers toch aan het twijfelen gebracht: EKRE verloor tijdens de verkiezingen twee zetels (en ging van 19 naar 17). Reden voor ‘de hoeden’ om onmiddellijk verdachtmakingen richting het e-voting-systeem, een handelsmerk/trots van E-Stonia, te ventileren. De Kiescommissie en het Hooggerechtshof zouden hun bezwaren echter afwijzen. Grote winnaars waren de Hervormingspartij en de nieuwe, sociaal-liberale partij Eesti 200 die, met de sociaal-democratische SDE, meteen gingen formeren.

Opluchting alom, ook buiten de Estse landsgrenzen (‘Poetin heeft verloren’), maar de vreugde was van korte duur. Een meer nauwgezette bestudering van de verkiezingsuitslag leerde namelijk dat het populisme, om dat woord aan te houden, zich op een andere, volgens sommigen misschien wel veel gevaarlijkere manier had geopenbaard. In de noordoostelijke provincie Ida-Virumaa bleken twee Moskou-gezinde kandidaten, Aivo Peterson (geboren Krolov) en Mihhail Stalnuhhin (die een paar maanden eerder uit de Centrumpartij was gegooid, omdat hij de regering-Kallas ‘fascistisch’ had genoemd), in totaal 8.500 stemmen te hebben gehaald.

De partij, waarvoor Peterson uitkwam, de Eesti Ühendatud Vasakpartei (de Estse Verenigd-Linkse Partij) kwam landelijk slechts een paar honderd stemmen tekort voor een zetel in het parlement. Peterson, eigenaar van een massagesalon, had in februari nog een bezoek gebracht aan het door Rusland bezette Donetsk, naar eigen zeggen op uitnodiging van ‘een Russische NGO.’ Een paar dagen na de verkiezingen zou hij worden gearresteerd door de Kaitsepolitsei, de Estse inlichtingendienst, omdat hij werd verdacht van ‘het vormen van een anti-Estse groepering.’

De discussie over de integratie van de Russische minderheid in Estland zou prompt weer opvlammen – de EKRE-controverses leken al te zijn vergeten. Hopelijk zal de komende regering (-Kallas-III) zich ook iets gelegen laten liggen aan de signalen uit Ida-Virumaa en aan de slag gaan met het integratievraagstuk.

 

Jeroen Bult is historicus en publicist. Hij is gespecialiseerd in Estland, Letland en Litouwen.

Deze bijdrage stond in