N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Nog 'even' minister of staatssecretaris
Afgelopen vrijdag werden acht nieuwe 'ontslagnemende' bewindslieden beëdigd. In juni kwamen er ook al zes nieuwkomers bij. Dat zijn veel mutaties in een kabinet dat nog maar een (in principe) beperkte tijd heeft. Het past echter wel in een trend die eerder is ingezet.
Altijd een minister
Uiteraard moeten ministersposten altijd bezet zijn. In geval van ziekte of vakantie bestaat er een vervangingsregeling. Als een minister langere tijd is uitgeschakeld, wordt meestal een tijdelijke voorziening getroffen.
Zo werd toen minister Kees van Dijk in 1987 'uitviel', zijn post overgenomen door zijn collega Jan de Koning. Staatssecretaris Louw de Graaf nam tijdelijk diens ministerschap over. In het kabinet-Rutte III werd de vanwege gezondheidsproblemen uitgeschakelde minister Kajsa Ollongren vervangen door staatssecretaris Raymond Knops. Minister Ank Bijleveld van Defensie nam een specifieke taak over.
Aan het einde van de rit
Als het kabinet demissionair is, is de situatie anders. Lange tijd werd de opengevallen post dan overgenomen door een collega.
Enkele voorbeelden: Minister Ruijs de Beerenbrouck nam in april 1933 Buitenlandse Zaken erbij, toen Beelaerts van Blokland vicepresident van de Raad van State was geworden. Willem Drees werd in 1952 minister van Financiën nadat Piet Lieftinck een functie bij de Wereldbank had gekregen. En toen Dries van Agt in 1977 zijn ministerschap neerlegde vanwege de formatie nam Bas de Gaay Fortman het ministerschap van Justitie erbij. Ook daarna waren er dergelijke tijdelijke combinaties: Koos Andriessen (Economische Zaken en Verkeer en Waterstaat), Jo Ritzen (Onderwijs en VWS) en Gerrit Braks (Landbouw en Onderwijs en Wetenschappen).
In 1994 werden de staatssecretarissen Aad Kosto en Dieuwke de Graaff-Nauta tot minister van respectievelijk Justitie en Binnenlandse Zaken 'gepromoveerd'. Toen de PvdA-ministers in 2010 uit het kabinet-Balkenende IV stapten, namen enkele ministers er een post bij (Maxime Verhagen, Ernst Hirsch Ballin, André Rouvoet en Eimert van Middelkoop) en werden staatssecretarissen (Jan Kees de Jager en Tineke Huizinga) minister.
Meerdere vervangingen
In 2021 was er voor het eerst sprake van meerdere benoemingen in een demissionair kabinet (Rutte III). Dat kabinet werd op 15 januari 2021 vanwege het toeslagenschandaal demissionair, maar bleef nog tot 10 januari 2022 in functie.
Minister Bas van 't Wout van Economische Zaken en Klimaat werd in die periode opgevolgd door minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken. Diens post ging toen naar minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Sigrid Kaag, die op haar beurt werd opgevolgd door Thom de Bruijn. Later werden Barbara Visser, Ben Knapen en Henk Kamp nieuwe ministers. Als nieuwe staatssecretarissen traden nog Steven van Weyenberg, Dilan Yeşilgöz en Dennis Wiersma aan.
Ook Rutte IV kende in zijn demissionaire periode (7 juli 2023-2 juli 2024) verschillende wisselingen. Nieuw waren: Hanke Bruins Slot (BuZa), Steven van Weyenberg (Financiën) en Pia Dijkstra (Medische Zorg). Conny Helder nam het ministerschap van Ernst Kuipers (VWS) over, terwijl Geoffrey van Leeuwen tijdelijk minister Liesje Schreinemacher (BHO) verving. Fleur Gräper werd in januari 2024 staatssecretaris (OCW).
Curieus is dat voor 1945 slechts één wisseling tijdens de demissionaire periode plaatsvond. Minister Ellis van Marine nam vlak voor het kabinet aftrad nog korte tijd Buitenlandse Zaken erbij, omdat minister Van Weede was afgetreden vanwege een geschil in de ministerraad(!). Het ging over een hoge onderscheiding voor een (omstreden) diplomaat.
Nieuwe werkelijkheid
Er is in 2021 een nieuwe werkelijkheid ontstaan. Dat is: handhaving van het kabinet en opvulling van ontstane of zich aandienende vacatures. Benoemingen in een demissionair kabinet lijken regel te zijn geworden.
Wat kan meespelen, is dat de sinds 1972 bestaande conventie — dat na verkiezingen slechts één kabinet mag optreden — nu strikt wordt nageleefd. In 1982 en 2006 werden nog wel 'tussenkabinetten' gevormd, te weten Van Agt III en Balkenende III. In beide kabinetten namen staatssecretarissen ministersposten over en in Van Agt traden ook nieuwelingen op.
In 2010 ging de vervanging van de afgetreden PvdA-ministers 'geruisloos'. Er was zelfs geen Kamerdebat. Afgelopen juli was dat debat er wel na het uittreden van de PVV. Vorming van een nieuw kabinet, eventueel met deels nieuwe bewindspersonen en nieuwe afspraken, kwam toen niet ter sprake. Pas na het uittreden van NSC werd geopperd eerst te 'verkennen' of er een nieuw kabinet moest komen.
De vraag rijst of dat voortaan niet beter wel kan gebeuren. Weliswaar is een eventueel nieuwgevormd kabinet materieel gezien ook demissionair, maar het biedt wel mogelijkheden om tot een iets volwaardiger kabinet te komen. Uiteraard moet dat dan snel. Dat aan een langdurige demissionaire periode grote nadelen zitten, behoeft verder geen betoog.