N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Laat het wolligheidsrecord van de Troonrede een politiek keerpunt zijn
Het was wel verwacht: de Troonrede van 2025 was de wolligste ooit. Op onze wolligheidsindex scoorde de toespraak van dit jaar bijna 88%, en dat is toch weer ruim twee procentpunten hoger dan het vorige record uit 2023. Troonredes zijn wollig als er geen nieuwe plannen in staan en er alleen beschouwelijk wordt gesproken over Nederland en de toestand in de wereld. Er staat dan hier en daar in de tekst een oud gezegde om de ernst van de zaak te benadrukken. Dit keer was het: “het leven kan alleen achterwaarts worden begrepen, maar moet voorwaarts worden geleefd.”
We rekenen bij een demissionair kabinet op Prinsjesdag niet op een ambitieuze agenda. De afgelopen vijftien jaar nam de wolligheid van Troonredes niettemin steeds verder toe, ook bij kabinetten die net waren aangetreden. Het kabinet-Schoof sprak in zijn eerste Troonrede vorig jaar zelfs wolliger dan eerdere kabinetten die op Prinsjesdag demissionair waren (zie figuur 1).
Wij gebruiken een vaste meetmethode om alle onderwerpen op de politieke agenda in kaart te brengen (zie: www.comparativeagendas.net). De Troonrede is een uitdrukking van de uitvoerende agenda van de regering, zoals ook regeerakkoorden, wetten en begrotingen dat zijn. De Troonrede wordt met veel ceremonie gepresenteerd. Ondertussen is er elk jaar ook weer strijd om uitspraken en voornemens in de Troonrede te krijgen of onderwerpen juist onvermeld te laten. Dit noemen wij ‘de politiek van de aandacht’.
Er zijn altijd stijgers en dalers in de aandacht. In vergelijking met vorig jaar ging het dit keer meer over internationale zaken en defensie en veel minder over volksgezondheid, de arbeidsmarkt en het onderwijs. Aan dat laatste was slechts een zin besteed: “Onderwijs dat kinderen allereerst de basisvaardigheden leert.” Nogal beperkt voor onze kenniseconomie, lijkt ons.
Er stond ook een zin in die we drie keer moesten lezen: “Na de val van het kabinet is voor weinig onderwerpen van het regeringsbeleid besloten tot een pas op de plaats.” Was dit nu een ongelukkige redactiefout en moest het ‘veel’ in plaats van ‘weinig’ zijn? Of was het omdat er de afgelopen jaren al bij zoveel onderwerpen geen vooruitgang is geboekt dat er gewoon maar weinig overbleven om daarover tot een ‘pas op de plaats’ te besluiten? Uit de erop volgende zin sprak dan ook weinig zelfvertrouwen: “Hopelijk biedt dat een basis om gezamenlijk stappen vooruit te blijven zetten.”
Welk doorkijkje levert ons dit op naar de komende tijd? Kan de majesteit in de toekomst weer eens een inhoudsrijke Troonrede uitspreken? Hoe groot is de kans dat niet alleen dit demissionaire kabinet, maar straks ook de nieuwe regering, een goede en stabiele parlementaire basis heeft om stappen vooruit te kunnen zetten?
We weten in elk geval wat er niet heeft gewerkt en naar onze verwachting ook de komende tijd niet zal werken. Partijen die elkaar eigenlijk niet liggen, kunnen na de verkiezingen een hoofdlijnenakkoord sluiten. Vervolgens kunnen ze, zoals het kabinet-Schoof heeft gedaan, een uitgebreid regeringsprogramma schrijven dat langer was dan alle regeerakkoorden sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. Al die woorden werkten niet omdat de parlementaire grond van het kabinet al onder de voeten was verdwenen nog voor het aan de klus begon.
Het kabinet-Schoof en de coalitiepartijen in de Tweede Kamer hebben veel ‘politics without policy’ geproduceerd: strijd zonder dat er beleid uit komt.
Wat we ook weten, is dat de partijen die ervaring hebben met regeren en daar in het verleden geen potje van hebben gemaakt, nu kleiner zijn dan vroeger. Er zijn meer partijen nodig voor voldoende politiek draagvlak. Maar veel partijen in de Tweede Kamer hebben zichzelf steeds vaster gedraaid in een confronterende oppositiestijl. Ze staan in permanente campagnestand – en als die aan staat, staat de bestuurlijke stand uit. Wij kunnen onze studenten echt niet veel anders meer vertellen dan dat de Haagse politiek zo een karikatuur van zichzelf is geworden.
Wat we verder nog weten, is dat bedrijven, maatschappelijke organisaties in allerlei soorten en maten en ook veel burgers ontevreden zijn over de grilligheid van de politiek. Waar zijn we nu eigenlijk aan toe?
Kijkend naar de komende verkiezingen zien we de wet van de afnemende meeropbrengst in werking: ‘gaan we nu alweer naar de stembus?’ Wat levert het precies op? Er is in Nederland bijna geen verband tussen verkiezingsuitslagen en de samenstelling van nieuw geformeerde kabinetten. Het wordt bovendien alleen maar ingewikkelder door de negative campaigning vol met aanval en beschadiging, holle posities en standpunten zonder onderbouwing. We zien debatwedstrijdjes, maar de winnaars en verliezers daarbij zijn sprekers voor eigen parochie. Het lijkt allemaal dynamisch, maar het is eigenlijk Haagse politieke inertie.
Er is iets anders nodig om uit deze spiraal van onvermogen te komen. Een aantal partijen heeft de moed nodig om over de eigen schaduw heen te springen. Niet zeggen met wie ze allemaal niet willen samenwerken, maar een constructievere opstelling. Een opmerkelijk opstapje daarvoor is wellicht het stemadvies dat in juli dit jaar door een aantal zakenlieden is gegeven. Het heet Stem voor Stabiliteit, heeft inmiddels een eigen website en roept kiezers op om VVD, CDA en D66 samen aan een meerderheid te helpen. Het motto hierbij, lezen we, is dat de waarheid in het midden ligt. Alleen: het zal ook tot na de verkiezingen in het midden blijven liggen of deze drie met elkaar in zee willen gaan en of de optelsom van de drie wel een meerderheid oplevert.
Moediger, maar volgens ons ook nodig, is het dat partijen – en niet alleen de drie van de zakenlieden – al voor de verkiezingen duidelijkheid geven over met wie ze wel willen samenwerken en daar ook al mee beginnen. Start de coalitievorming vooraf, onderhandel over de politieke agenda en help kiezers daar hun stem mee te bepalen. Ja, uiteraard is er dan vooraf onzekerheid over de verkiezingsuitslagen, maar dit kan juist de samenwerking versterken. Groter of kleiner zijn in de Tweede Kamer staat in geen enkel verband met politieke bestuurskracht in een kabinet.
Er is in de parlementaire geschiedenis een voorbeeld: in 1972 gingen drie progressieve partijen de verkiezingen in met een stembusakkoord dat ‘Keerpunt 72’ heette. Het werd de basis voor het kabinet-Den Uyl waarin ook twee voorlopers van het CDA meededen. Dries van Agt botste toen nogal met Joop den Uyl, maar we hebben nu Henri Bontenbal.
Een coalitie vormen voor de verkiezingen hoeft niet langs een uitgesproken afslag links of rechts. Het gaat om het vestigen van een vertrekpunt van een kabinet waarin de partijen zelf onderling beter verbonden zijn en een stabielere verbinding met de Tweede Kamer tot stand kan worden gebracht. Dit kan ook best beginnen bij een minderheidscoalitie, getalsmatig realistischer als startpunt, maar toch groot genoeg om niet zomaar omheen te kunnen.
De ironie kan wel eens zijn dat een minderheidscoalitie van partijen die elkaar vooraf echt omarmen zo al meer stabiliteit oplevert dan een meerderheid van coalitiegenoten die elkaar na de verkiezingen wurgen en in de campagnestand blijven. Een stevig blok van drie biedt andere partijen dan de keus om wel of niet in onderhandeling te gaan. Het is in de meeste landen geen gebruikelijke route, maar onderzoek van politicologen bevat bewijs dat dit zelfs een stabieler kabinet kan opleveren. Er is geïnvesteerd en er is een duidelijker electoraal mandaat doordat de kaarten al voor de verkiezingen op tafel zijn gelegd. Misschien worden de Troonredes dan ook eindelijk wat minder wollig. Het zal niet helemaal toevallig zijn geweest dat de eerste Troonrede van het kabinet-Den Uyl, dat na het stembusakkoord Keerpunt 72 tot stand kwam, het minst wollig en het meest ambitieus was van alle Troonredes sinds 1945.
Arco Timmermans is hoogleraar Public Affairs aan de Universiteit Leiden. Gerard Breeman is universitair hoofddocent Bestuurskunde aan de Universiteit Leiden.