N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Over de eed/belofte, de Grondwet en constitutionele hoffelijkheid
Minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) werd geconfronteerd met een negatief advies van de Raad van State (RvS) over haar wetsvoorstel om te verbieden dat voorrang wordt gegeven aan statushouders bij de toekenning van huurwoningen. Het argument van de RvS was gebaseerd op artikel 1 van de Grondwet: het gelijkheidsbeginsel.
Kort gezegd was het argument van de RvS dat statushouders in een andere positie verkeren dan nationale ingezetenen, omdat zij geen inschrijfduur hadden kunnen opbouwen en daardoor op achterstand blijven staan als zij geen voorrang krijgen. Kortom, ongelijke gevallen die verlangen dat ze ongelijk worden behandeld. Het advies was om het voorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen.
Met zo’n advies moet je als minister, en ook als kabinet, iets. In de eerste plaats omdat een minister een eed/belofte heeft afgelegd waarin onder meer trouw aan de Grondwet.
In de tweede plaats omdat het de RvS is die in ons bestel als Hoog College van Staat de Grondwet interpreteert en beoordeelt of deze in voorgestelde wetgeving wordt geschonden. Dat is een belangrijke rol omdat – tenzij de Staten-Generaal ingrijpen – een rechter een eenmaal aangenomen wet niet meer mag toetsen aan de Grondwet. Daarmee is die voorfase van het advies uiterst belangrijk, om ongrondwettelijke misstappen te voorkomen.
In de derde plaats vereist constitutionele zuiverheid dat staatsrechtelijke instellingen en personen elkaar respecteren en serieus nemen. Dan is het zacht gezegd niet erg netjes als een minister, zoals Minister Keijzer deed, meteen na dat het advies was uitgebracht, mededeelt dat het voorstel gewoon naar de Tweede Kamer gaat. En o ja, los daarvan gaat ze het advies bestuderen. De juiste reactie zou zijn geweest: ‘we gaan het advies serieus nemen, want twijfel over de grondwettigheid moet worden weggenomen en voorkomen’.
In de vierde plaats omdat in een zaak als deze in de ministerraad dient te worden besloten: de ministerraad beraadslaagt en besluit onder meer over de consequenties van door de RvS uitgebrachte adviezen, indien deze ingrijpende kritiek op de inhoud of de vormgeving van het voorstel of ontwerp bevatten.
De Grondwet, en daarbinnen geldt dat ook voor grondrechten zoals neergelegd in artikel 1 dient ter inkadering en beteugeling van de overheid en ter bescherming van hen die zich binnen de Nederlandse rechtsmacht bevinden. De crux en functie zijn ook het begrenzen van door de meerderheid besloten wetten en besluiten. De democratische rechtsstaat is een begrensde constitutie die individuen beschermt en meerderheden in hun willekeur begrenst.
Het in deze casus niet serieus nemen in woorden en daden van de RvS en de Grondwet, met een louter beroep op het regeerakkoord of afspraken tussen de coalitiepartijen, of om politieke doelen met het oog op de verkiezingen te dienen, is zorgelijk. Het is ook in strijd met de eed/belofte, en een vorm van constitutioneel/rechtsstatelijk vandalisme.
Het brengt de RvS in diskrediet, ontzegt de Grondwet normatieve kracht en stelt politieke opportuniteit boven recht. Daarbij brengt het straks mogelijk de rechterlijke macht in de positie om zo’n regeling buiten toepassing te verklaren met een beroep op het gelijkheidsbeginsel in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
Kortom, minister, ministerraad en de voorzitter daarvan, de minister-president: neem de eed/belofte en de Grondwet serieus, neem de spelregels van constitutionele hoffelijkheid en respect voor de waarde van andere instellingen in acht, en zie af van deze ongrondwettelijke gang van zaken. En herzie ook het gewraakte voorstel omdat op het punt van doelmatigheid en ongewenste neveneffecten, de waarde van de wet en van wetgeving op het spel staan. Als het voorstel dan toch bij de Tweede Kamer wordt ingediend: Tweede Kamer, neem het advies van de RvS serieus, alsook de vele bedenkingen vanuit de gemeenten. Regeren en wetgeven zijn niet negeren; en wetgeven is evenmin een willekeurige uitkomst van een politieke tombola maar aandacht voor uitvoerbaarheid, neveneffecten en grondwettelijkheid. Een meerderheid en een regering die grondwettelijke begrenzingen afschudden, zetten democratie en rechtsstaat op het spel.
Het zou wat zijn: een kabinet dat eigen politiek gewin en wensen stelt boven de Grondwet. Dat kun je het onschendbare staatshoofd niet aandoen; dat zou een minister niet moeten willen; dat zou een minister-president niet moeten laten gebeuren in zijn wacht.
Aalt Willem Heringa is emeritus hoogleraar vergelijkend constitutioneel en administratief recht.