Hoe is dit relevant voor mensen in het land?

dinsdag 28 oktober 2025, 9:00, Julia Wouters

Bij welke verkiezingen was u actief en in welke rol?

Net na de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 begon ik als politiek adviseur van Lodewijk Asscher, wat ik tot 2017 bleef. Asscher was tot en met 2012 actief in de gemeente Amsterdam, achtereenvolgens als gemeenteraadslid, waarnemend burgemeester en wethouder. De eerste campagne waaraan ik actief deelnam, was dan ook die voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2010. Sindsdien heb ik in mijn tijd bij de PvdA altijd zitting genomen in het campagneteam.

In 2012 trok ik samen met Asscher naar Den Haag. Van daaruit zijn we betrokken geweest bij alle campagnes; voor de gemeenteraad, Provinciale Staten en landelijk. Na 2017 heb ik samen met Marc Oosterhout nog gewerkt aan de ‘rebranding’ van de PvdA.

Hoe zag uw rol als strateeg er toentertijd uit?

Als politiek adviseur werkte ik vooral nauw samen met Asscher. Mijn exacte rol had dan ook steeds te maken met zijn functie in de partij. Wel zat ik altijd in het campagneteam. Campagneleider ben ik echter nooit geweest. Ik vond simpelweg dat ik voor die functie te weinig sliep – zeker onder de stress die je tijdens de campagnes ervaart.

In het campagneteam werkte ik mee aan de vormgeving van campagne, waarbij ik altijd de vraag ‘wat heeft de kiezer hieraan?’ centraal stelde. Het team bestond uit campagnestrategen en kopstukken van de partij. In verkiezingstijd begonnen we iedere dag met een videovergadering en spraken we een- à tweemaal per week fysiek af. Naast het meedenkt over de inhoud, was ik steevast bezig met de rol van Asscher.

Soms hield ik hem ook bewust uit dit soort vergaderingen, omdat ik vond dat hij genoeg aan zijn hoofd had. Als ‘rechterhand’ is het van enorm belang om de lijsttrekker fit te houden. De campagne is lang en slopend. Zeker wanneer het niet goed gaat, kan dit zijn tol gaan eisen. Dan ben je steeds bezig met vragen in de media te beantwoorden die neerkwamen op ‘Het gaat niet zo goed, hè? Hoe komt dat nou?’. Wij probeerden dan altijd mee te geven dat de geïnterviewde zich moest opstellen als een ‘happy warrior’ en moest uitdragen met goede moed de strijd aan te gaan.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 veranderde namelijk alles wat we aanraakten in goud, maar in de landelijke campagnes die we daarna draaiden zat het regelmatig tegen. Asscher kon dan soms in de meetings gek worden van tegenstrijdige adviezen. Dan hield ik hem intern uit de wind en plande bijvoorbeeld een afspraak bij de masseur in, zodat hij weer die fitheid voelde. Een campagne is namelijk echt topsport; er staat zo verschrikkelijk veel op het spel en je moet presteren onder grootst mogelijke druk. Men vergeet vaak dat bij een slechte uitslag mensen waarmee je dagelijks samenwerkt hun baan verliezen.

Wat ziet u als uw grootste/meest opmerkelijke bijdrage aan uw campagne(s)?

Ik zag het voornamelijk als mijn taak om gevoel en ratio bij elkaar te brengen. Bij ieder standpunt of idee vroeg ik ‘hoe is dit relevant voor mensen in het land?’: uiteindelijk moet je ideeën over kunnen brengen naar het electoraat.

Een goed voorbeeld hiervan was een situatie in 2008. Er moest vanwege de crisis flink bezuinigd worden en er kwam een idee op om het aantal provincies te verminderen – dit zorgt namelijk voor minder overheidskosten. Het idee was misschien wel goed, maar mensen identificeren zich vaak als ‘Utrechter’, ‘Groninger’ of ‘Zuid-Hollander’. Zomaar zo’n idee opgooien zou dus funest voor de beeldvorming kunnen zijn, hoewel het idee op zichzelf prima was. Ik vond dus dat we dit idee niet te veel naar de voorgrond moesten brengen en mensen hiermee ‘lastig moesten vallen’.

Overigens zie ik hierin ook een taak voor journalisten. De inhoud en boodschap moeten bij elkaar worden gebracht, zonder dat het populistisch wordt. Want zomaar roepen ‘de mensen in het land willen...’ slaat ook nergens op. Meestal als politici dit roepen denk ik: “ik ben ook ‘een mens in het land’ en ik wil dit helemaal niet!”

Wat zijn de meest bijzondere ‘laatste dagen’ van een campagne geweest waaraan u deelnam?

Allereerst kan ik zeggen dat de laatste dagen maar moeilijk door te komen waren. Zeker dé laatste dag is vreselijk. Je hebt met het hele team ontzettend hard gewerkt, maar dan komt ineens de spanning kijken: heb je niet iets over het hoofd gezien? Zijn er bepaalde doelgroepen die je niet op de radar had? Kortom, je voelt je volledig machteloos.

Ik kan me alle laatste dagen nog goed herinneren. In 2010 ging het dus geweldig. Toen reden we op de laatste dag door Amsterdam met een megafoon om mensen nog op te roepen om te stemmen – ook een beetje om de tijd te doden en de spanning weg te nemen. Daarbij was ik hoogzwanger tijdens die laatste dagen, ik zou kort daarna met verlof gaan. Daarom kan ik me deze dagen nóg beter herinneren, het was een magische ervaring.

In 2012 gingen we nek aan nek met de VVD. We gingen van 15 naar 38 zetels – een monsteroverwinning. Toch verloren we op 3 zeteltjes de verkiezingen, waardoor het moeilijk was om nog echt blij te zijn. In 2017 hadden we het allemaal zwaar. Op de laatste dag boekte ik nog een hotelkamer voor Asscher om even bij te slapen. Iedereen zat er toen mentaal en fysiek doorheen.

Doordat ik altijd optrok met Asscher, zat ik misschien nog wel dichter op de verkiezingen dan menig strateeg. Als rechterhand probeer je de lijsttrekker zich ook zo goed mogelijk te laten voelen. De spanning die je ervaart moet je dus compleet opkroppen en kan je niet tonen. Dat gevoel kan alleen maar overslaan.

U bent pas kort weg uit de politiek, maar kunt u al een duidelijke verandering zien ten opzichte van de tijd waarin u campagneleider was?

Aangezien ik momenteel vrouwen in de politiek coach ben ik nog steeds zeer betrokken. Overigens zijn dit zeker niet alleen vrouwen bij mijn oude partij, er zitten ook CDA’ers en VVD’ers tussen.

Ik heb campagnes altijd als heel hard ervaren. Debatten waren soms een wedstrijdje schreeuwen en men liet elkaar vaak niet uitpraten – vooral als er alleen mannen meededen. Maar het is allemaal veel persoonlijker geworden de afgelopen jaren. Het toppunt hiervan was het ‘fatshamen’ van Timmermans door Wilders.

Het gaat ook allemaal veel sneller. Helaas is het aantal media dat inhoudelijke vragen stelt steeds minder geworden. Als dit al gebeurt, is dit dan vaak ook nog eens in podcasts. Ik zou graag zien dat ook op tv wat vaker een lijsttrekker een half uur tot een uur wordt geïnterviewd over de inhoud. Natuurlijk moet je je boodschap ook in anderhalve minuut kunnen vertellen, maar er vallen daardoor zo veel belangrijke nuances weg. Ook tijdens tv-debatten zou sensatie minder een rol moeten spelen. Mensen thuis zouden vragen moeten kunnen insturen die op een fatsoenlijke manier gesteld worden – niet zoals bij het SBS-debat – en waar een of meer lijsttrekkers rustig op in kunnen gaan.

Tot slot is het verschil tussen ‘kritisch’ en ‘cynisch’ steeds vager geworden. Kritische vragen zijn altijd goed, maar tegenwoordig voel ik vooral cynisme. Het lijkt erop dat we politici vooral klem willen zetten en aan de mensen thuis willen laten zien dat ze er allemaal niks van kunnen. Dit is funest voor het vertrouwen in politici en de politiek.

Hoe hebt u aangekeken tegen de 2025-campagne?*

Wat me het meest is opgevallen, en wat me tegelijkertijd veel zorgen baart, is dat we als land compleet in het frame van Wilders zitten. In alle debatten en talkshows komt duidelijk naar voren dat de ‘bezorgde Nederlander’ een witte man is. Ik maak me juist druk om het oprukkende fascisme en internationale veiligheid. Daarbij heb ik kinderen, waardoor ik me zorgen maak om het klimaat en de staat van het onderwijs.

Deze onderwerpen zijn echter niet tot nauwelijks aan bod gekomen. Laat staan stikstof, hét probleem waardoor we geen progressie op een heleboel andere vlakken kunnen maken. In plaats daarvan moesten alle lijsttrekkers zich verhouden tot het ‘migratieprobleem’ - zelfs zij die dit absoluut niet als het grootste probleem zien.

Dit komt mede door het medialandschap, dat duidelijk naar rechts is opgeschoven. Wanneer dit soort media aan een lijsttrekker vraagt wat zij als ‘het grootste probleem’ zien, moet migratie wel het antwoord zijn. Anders krijg je sowieso de wind van voren. Dit alles is alleen maar in het voordeel van partijen als de PVV en JA21.

Schrijnend hieraan is dat mensen met een migratieachtergrond – en in het bijzonder moslims – zich hierdoor geen onderdeel van de samenleving meer zullen voelen. Wat mij betreft zitten we in een soort massapsychose, gecreëerd door Wilders. De onderbuik regeert, waardoor de grootste opgaven blijven liggen.

Verder zie ik dat de kiezer zich nog minder interesseert in ideologie dan voorheen. Bontenbal zakte ineens door het ijs door een standpunt dat zijn partij sinds mensenheugenis heeft over artikel 23 van de Grondwet. Het ‘democratisch ethos’ van het volk behoeft dus ook wel wat bijspijkering.

Verder laten de peilingen zien dat het ongekend spannend is. Mensen stemmen echt op de lijsttrekker, dus wat zij de komende dagen laten zien, zal bepalen wie er gaat winnen.

*Dit antwoord is gegeven op maandag 27 oktober.


Julia Wouters was tussen 2006 en 2017 politiek adviseur van Lodewijk Asscher en campagnestrateeg van de PvdA. In 2018 publiceerde zij het boek ‘Zijkant van de macht. Waarom politiek te belangrijk is om aan mannen over te laten’. Momenteel heeft ze haar eigen adviesbureau en coacht ze vrouwen in de politiek.

Deze bijdrage stond in