Bedreiging en intimidatie van politici: oorzaken, gevolgen, en overkeken implicaties

maandag 29 november 2021, 13:00, dhr Marnix Middelburg en dr. Diana Marijnissen

DEN HAAG (PDC) - 'Uw tijd komt nog wel, want er komen tribunalen'. Deze omstreden uitspraak van Pepijn van Houwelingen is slechts een greep uit de opstapeling van bedreigingen en intimidaties die zich recentelijk hebben voor gedaan in de Nederlandse politiek. En het zijn zeker niet alleen politici die andere politici bedreigen, veelal betreft het boze burgers die de confrontatie zoeken met landelijke of lokale politici.

Waar komt die boosheid vandaan? Hebben we de verruwing van omgangsvormen genormaliseerd, waardoor bedreiging en intimidatie onderdeel zijn geworden van het bestuurlijk werk? En wat zijn daar nou de concrete gevolgen van?

Het Montesquieu Instituut ging met Diana Marijnissen, onderzoeker voor het lectoraat Ondermijning en docent Bestuurskunde aan de Avans Hogeschool in Den Bosch, over dit onderwerp in gesprek. Ze onderstreept de noodzaak om een bestuurscultuur te creëren waarin politici zich kwetsbaar kunnen opstellen, gezamenlijk op te staan tegen de verruwing van omgangsvormen, en aandacht te besteden aan de impact van bedreiging en intimidatie op het privéleven van het slachtoffer en zijn of haar naasten.

Neemt het aantal bedreigingen toe of de ernst van de bedreiging zelf?

Het staat vast dat het aantal bedreigingen toeneemt, dat is ook wat het Team Bedreigde Politici van de regionale recherche van de politie-eenheid Den Haag rapporteert. Zo waren er in 2019 206 strafbare bedreigingen gemeld tegenover 65 in 2016.

De tweejaarlijkse monitor van BZK signaleert een zelfde trend. Dit is een grootschalig onderzoek naar de omvang van bedreigingen en intimidatie van politici op lokaal niveau. Hieruit blijkt dat 1/3e van de Raadsleden zich bedreigd voelt, in 2014 waren dat er nog 1 op 5. Ook is het aantal wethouders dat zich bedreigd voelt toegenomen van 40% in 2014 en inmiddels is dat percentage gestegen naar 64%.

Het is echter moeilijk om een uitspraak te doen over de ernst van de bedreigingen. Dit heeft ermee te maken dat de ernst afhankelijk is van perceptie. Zo komt er steeds meer media aandacht voor serieuze bedreigingen en intimidatie van bewindslieden, maar laten de cijfers zien dat het aantal 'niet-serieuze' bedreigingen juist stijgt. Het is dus vooralsnog moeilijk om hier een uitspraak over te doen.

Speelt social media een belangrijke factor in deze ontwikkelingen?

De drempels op social media zijn laag, dus ongenoegen uiten gaat gemakkelijk en dat kan ook nog eens gedeeld worden. Zo spelen social media dus zeker een rol in de toename van 'niet-serieuze' bedreigingen.

Aan de andere kant hebben social media ook een positieve rol in relatie tot de intimidatie en bedreiging van politici. Zo kunnen individuen zich makkelijk uitspreken naar een groot publiek wanneer zij zich bedreigd voelen en kunnen zij steun verkrijgen van een grote groep mensen. Zo worden social media podia om de grenzen van toelaatbaar gedrag aan te geven.

En dat is ook nodig, want alleen door gezamenlijk grenzen te bepalen, aan te geven, en te handhaven kunnen we de lastige situatie van bewindslieden adresseren. Het is bijvoorbeeld al snel duidelijk dat een ambtelijke baliemedewerker zijn grenzen aan kan geven wanneer hij of zij geconfronteerd wordt met een schreeuwend individu op de werkvloer. Maar voor bewindslieden op nationaal en lokaal niveau is die grens veel lastiger te bepalen. Gaat iemand te ver als diegene schreeuwend zijn ongenoegen tegen je uit? Hoe moet je reageren? De antwoorden op die vragen liggen in een grijs gebied voor politici, dat maakt het vraagstuk lastig.

Hoe reageren politici op bedreigingen en intimidatie?

Dat hangt af van de context van de bedreiging, de bestuurscultuur waarin een politicus opereert, en uiteindelijk ook de persoonlijkheid van het slachtoffer. Gegeven al deze variabelen zijn er dan ook meer dan 400 verschillende 'stijlen' geïdentificeerd wat betreft het reageren op bedreiging en intimidatie. Maar eigenlijk komt die reactie in het beginsel neer op de keuze tussen een 'confronterende' strategie waarin men met het probleem aan de slag gaat, of een 'onthechtende' strategie waarmee je het probleem probeert te vermijden.

Concreet gezien zetten die strategieën aan tot verschillende acties. Zo kan een individu een bedreiging melden bij de politie, iets wat jammerlijk genoeg minder makkelijk wordt gedaan de laatste jaren. Wat we steeds meer zien is dat politici zich uitspreken over de bedreiging en intimidatie, zowel op lokaal als nationaal niveau. Maar er zijn nog altijd bestuurders die denken dat het incasseren van bedreigingen en intimidaties onderdeel is van het politieke spel, en daardoor besluiten er niets mee te doen.

Naast persoonlijkheid is de bestuurscultuur waarin in een individu opereert enorm bepalend voor hoe iemand om gaat met een bedreiging. Er zijn organisaties waar je als slap wordt neergezet als iemand zich kwetsbaar opstelt omtrent een ontvangen bedreiging. Zoiets werkt natuurlijk averechts op de 'meldbereidheid' van bestuurders, maar ook van hun medewerkers. Dat is een hele kwalijke ontwikkeling.

Zoals eerder gezegd hebben media vaak aandacht voor de bedreiging en intimidatie van landelijke politici. Hebben lokale politici echter wel de middelen en mogelijkheden om zich te verdedigen tegen bedreigingen en intimidaties?

Er zijn genoeg handvaten voor lokale politici om mee aan de slag te gaan - maar dat betekent natuurlijk niet dat het werk 'af is'. Zo is er het Netwerk Weerbaar Bestuur, een samenwerkingsverband van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid, dat als doel heeft om politieke ambtsdragers hun ambt veilig en integer uit te kunnen laten oefenen. Lokale politici krijgen weerbaarheidtraining en worden getraind in het de-escaleren van situaties.

De middelen zijn er dus, maar dat betekent dat we niet moeten vergeten hoe ontzettend belangrijk het is om het juiste voorbeeld te geven. Politici zetten namelijk de toon van het publieke debat. En de verruwing van taal en omgangsvormen op bestuurlijk niveau leidt tot een normalisering van verruwing in de samenleving. Die les moet ook echt worden meegenomen in onze visie van een nieuwe bestuurscultuur.

Het debat omtrent bedreiging en intimidatie moet dus gaan over morele waarden, wat mag men wel doen en zeggen, wat niet? En vervolgens moeten bestuurders en politici reflecteren op welke rol zij spelen in het creëren en oplossen van het probleem.

Een voorbeeld daarvan is het feit dat mensen, op lokaal en nationaal niveau, de politiek als een strijd in de arena zien. Bekeken vanuit dat perspectief kan je als politicus geen kwetsbaarheid tonen, bijvoorbeeld door te uiten dat ontvangen bedreigingen je echt raken. Dat kan enorm slechte gevolgen hebben voor de privé persoon, hun partners, maar ook op de kwaliteit van het bestuur. Sommige politici worden enorm volhardend op een bepaald dossier waardoor zij niet meer open staan voor rationele bezwaren wanneer zij worden bedreigd. Andere politici durven geen beslissing te nemen, wat tot enorme vertraging binnen het bestuurlijk proces leidt. En dan heb ik het nog niet eens over de impact op het privé leven van sommige mensen gehad!

Het zou veel wenselijker zijn als we een cultuur creëren waarin dit soort dingen besproken kunnen worden, dan is een passende oplossing namelijk makkelijk te vinden. Zo kunnen bepaalde dossiers samen gemanaged worden door collega's, of kan iemand een tijdje een stapje terug nemen zonder gezichtsverlies te lijden.

Het bedreigen van politici wordt vaak geassocieerd met een polariserende samenleving. Klopt dat verband? Zijn er enkele voorbeelden in de beschikbare data die op dat verband wijzen?

De huidige polarisering van de samenleving zet de context waarin mensen, burgers en politici, met elkaar om gaan. En we weten dat die context enorm belangrijk is voor het uiten van bedreigingen en intimidaties. Maar het is wel interessant om terug te gaan naar de jaren '70 en '80, want vergeleken met deze periode lijkt de huidige problematiek niet zo groot.

In deze tijd was er ook veel polarisering in de samenleving, veroorzaakt door hoge werkloosheid en een oliecrisis. Maar de acties die daaruit volgden staan in geen proportie tot wat we in het heden mee maken. Zo werd de ambtswoning van staatssecretaris Kosto opgeblazen, een steun door de ruit gegooid bij premier Biesheuvel, en het partijkantoor van fractievoorzitter Janmaat opgeblazen. Bij het laatst genoemde incident verloor de vrouw van Janmaat, werkzaam als secretaresse op het kantoor, zelfs haar been. Ik vind het moeilijk voor te stellen hoe wij zouden reageren als deze gebeurtenissen nu zouden plaatsvinden..

Opmerkelijk is wel dat de huidige proteststem in de samenleving zich niet zo zeer tegen beleidskeuzes richt, maar op de persoon. Zo was men vroeger fel tegenstander van kernwapens, nu zoekt Farmers Defensie Force het huis van Rob Jetten zelf op. Dat is een merkwaardige verschuiving die uitnodigt voor verder onderzoek.

In 2022 zullen in Nederland de gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden. Verwacht u dat intimidatie en bedreiging van lokale politici een grote zal spelen in de aanloop naar deze verkiezingen?

Dat zal het ongetwijfeld, allereerst omdat lokale verkiezingen enorm belangrijk zijn in de strijd tegen ondermijning. Ondermijning is het proces waarin illegale activiteiten zich vermengen met legale activiteiten. Concreet hebben we het dan dus over criminele organisaties die individuen op de kieslijst willen zetten omdat zij makkelijk te beïnvloeden zijn. Die angst is realistisch en daar worden dus ook maatregelen tegen genomen.

Daarnaast hebben politieke partijen ook een probleem met het vullen van hun kieslijst. Waarom? Mede omdat vele vaardige mensen schrikken van de bedreigingen en intimidaties die komen kijken bij het vervullen van een bestuurlijke positie! Als dat dus verder normaliseert binnen onze samenleving, houden we competente mensen weg van belangrijke bestuurlijke posities.

Uit uw onderzoek blijkt dat burgermeesters en wethouders vaker slachtoffer zijn van bedreiging en intimidatie dan raadsleden. Hoe verklaart u dat verschil?

Burgemeester en wethouders zijn vaker slachtoffer omdat zij het gezicht zijn van bepaalde portefeuilles en onderwerpen. De burgemeester is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het handhaven van orde, en wethouders hebben bepaalde langlopende projecten onder hun hoede. Ook zijn de agenda's van individuen in deze functies openbaar, wat het makkelijker maakt voor burgers om ze fysiek te confronteren bij bepaalde gelegenheden. Raadsleden vervullen daarentegen een minder gepolitiseerde rol, waardoor ze minder aandacht generen van burgers.

Want het is niet zo dat elke bedreiging en intimidatie jegens bewindslieden voortkomt uit ideologische conflicten. Vaak wordt dit gedaan door burgers die in een neerwaartse spiraal zitten in hun leven, en dan geconfronteerd worden met een beslissing van een lokale bestuurder die hun leven verder negatief beïnvloedt. Die eenlingen richtten zich natuurlijk eerder tot politieke gezichten als wethouders en burgermeesters.

We kunnen dus ook een enorme slag maken op dit onderwerp als we de eerste uitingen van ongenoegen van zulke eenlingen serieus nemen, naar ze luisteren, en maatwerk leveren. Iemand moet zich gehoord voelen om niet verder te escaleren in de negatieve emotie die ze ervaren. Signalen oppikken, ook op social media, is daarom erg belangrijk.