Het CDA na Buma

maandag 24 juni 2019, 13:00, analyse van Prof.Dr. Gerrit Voerman

Het CDA verkeert in een impasse. Electoraal staat de partij zwaar in de min. Vergeleken met de vorige Europese verkiezingen in 2014 verloor de partij dit voorjaar bijna een kwart van haar kiezers en bij de Provinciale Statenverkiezingen (vergeleken met die in 2015) een vijfde. In de Eerste Kamer zakte het CDA van twaalf naar negen zetels; nog nooit was de partij in de senaat zo klein. In de Peilingwijzer staan de christendemocraten momenteel op flink verlies: van de 12,4 procent die zij bij de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2017 behaalden, is nu nog circa acht procent over – een teruggang van een derde. Daarmee is het CDA weer min of meer in het electorale dieptepunt van 2012 beland, toen het bij de Tweede Kamerverkiezingen 8,5 procent haalde, goed voor slechts dertien zetels.

Tegen deze achtergrond van electorale neergang is het niet vreemd dat partijleider Sybrand Buma onlangs vertrokken is en het CDA zich over zijn politieke koers beraadt. Na zijn aantreden zeven jaar geleden koos Buma voor een behoudende lijn, waarmee hij aansluiting zocht bij de ‘boze burgers’ en de ‘gewone, verweesde Nederlanders’. Gedeelde normen en waarden en een op de eeuwenoude joods-christelijke traditie gebaseerde identiteit moesten weer centraal komen te staan, in combinatie met een streng asielbeleid en afstand tot Europa. Het lukte Buma weliswaar om bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 zes Kamerzetels te winnen, maar die winst viel toch tegen: er was op meer gerekend. Intern kwam hij met zijn rechts-conservatieve oriëntatie meer en meer onder vuur te liggen. Zo vond Pieter Jan Dijkman, de directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, dat zijn partij mensen perspectief moest bieden en ‘niet slechts vertolker kon zijn van gevoelens van onbehagen en onzekerheid’. Onder interne druk moest Buma instemmen met verruiming van het kinderpardon. Zijn afhoudende opstelling in het klimaatdebat werd hem binnen de partij kwalijk genomen. Boven­dien leek Buma’s electorale strategie om te concurreren met de VVD en de PVV vast te lopen in de drukte op rechts, waar het met de opkomst van Forum voor Democratie nog voller was geworden. Tot overmaat van ramp bleek Forum, geleid door de ‘cultuurchristen’ Thierry Baudet, ook nog eens aantrekkelijk te zijn voor een deel van de christendemocratische kiezers, Buma’s populistisch getoonzette retoriek ten spijt.

Als rechts niet lukt, dan maar naar het politieke midden. Een groep vooraanstaande partijleden bepleit onder het motto ‘Verandering en vertrouwen’ een ingrijpende koerswijziging van het CDA. Ernst Hirsch Ballin, Ab Klink, Herman Wijffels en anderen dringen aan op een offensief klimaatbeleid; een positieve in plaats van negatieve houding ten aanzien van Europa (met als doel een sterkere Europese Unie); een ‘inclusieve Nederlandse identiteit’ en een ‘ruimhartig beleid voor vluchtelingen’. Duidelijker kon de afrekening met Buma niet zijn, maar ook aan de nagestreefde positionering van het CDA in het ‘radicale midden’ kleven risico’s. Enerzijds omdat op cruciale onderdelen de christendemo­cra­tische achterban niet zover gaat: het overgrote deel van de CDA-kiezers van dit voorjaar vond weliswaar dat Nederland beter af was binnen dan buiten de EU, maar was daarnaast sterk verdeeld over een ‘ambitieus klimaatbeleid’: een grote minderheid van 44% vond niet dat Nederland in dit opzicht ‘voorop moet lopen in vergelijking met andere landen’. Anderzijds is het in het politieke midden eveneens erg druk: met deze voorstellen komt het CDA dicht in de buurt van partijen als de ChristenUnie, D66, PvdA en GroenLinks. In electoraal opzicht lijkt het CDA zo van de regen in de drup te geraken.

Het is dan ook de vraag of alleen een inhoudelijke koerswijziging het CDA uit het elec­torale slop kan trekken; een attractieve en overtuigende partijleider is daarbij eveneens geboden. Het zal voor de opvolger van Buma – die door de CDA-leden wordt gekozen – niet meevallen om zowel het meer rechtse deel van de christendemocratische kiezers mee te krijgen als onderscheidend te zijn ten opzichte van de (nieuwe) concurrentie in en om het politieke midden. Van de drie voor de hand liggende kandidaten lijkt Mona Keijzer dat het minst te zullen lukken. Ook al heeft zij goede papieren – in 2012 werd zij in de lijsttrekkerverkiezingen tweede achter Buma en bij de Kamerverkiezingen in 2017 behaalde zij als tweede op de lijst maar liefst 170.000 voorkeursstemmen –, Keijzer staat in de lijn van Buma en is daarmee te rechts. Waar de flamboyante vicepremier Hugo de Jonge precies staat is onduidelijk; hij heeft een wat links imago maar is vooral pragmatisch. De wat ingetogen maar doortastende minister van Financiën Wopke Hoekstra heeft van de drie kandidaat-opvolgers het minst een verleden in de partij. De gewezen consultant oogt wat rechts (wat past bij zijn functie) en roept met zijn no-nonsense-uitstraling herinneringen aan premier Ruud Lubbers op, maar ook van hem is niet duidelijk waar hij met het CDA heen wil.

De strijd om de opvolging van Buma lijkt te zullen gaan tussen De Jonge en Hoekstra. De komende tijd zullen beiden zich op allerlei manieren profileren. Zij zullen er daarbij echter niet aan kunnen ontkomen om aan te geven waarin het CDA zich fundamenteel onderscheidt van zijn rechtse en linkse rivalen – anders gezegd: waarin het bestaansrecht van de christendemocratie is gelegen, nu haar weerklank in de samenleving zo sterk is afgenomen.

Gerrit Voerman is hoofd van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen en hoogleraar Ontwikkeling en functioneren van het Nederlandse en Europese partijstelsel aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Deze bijdrage stond in